Beelden op de camera geotaggen
GPS-gegevens die zijn vastgelegd op een smartphone met de speciale
toepassing CameraWindow
(=
113), kunnen worden toegevoegd
aan beelden op de camera. Beelden worden gelabeld met informatie,
waaronder de breedtegraad, lengtegraad en hoogte.
•
Voordat u opnamen maakt, moet u ervoor zorgen dat de datum en
tijd en uw eigen tijdzone correct zijn ingesteld. (Zie "De datum en
tijd instellen"
(=
14).) Geef daarnaast in [Tijdzone]
eventuele opnamebestemmingen op die zich in andere tijdzones
bevinden.
•
De smartphone die u gebruikt voor geotaggen, moet zijn
geautoriseerd om de beelden op de camera te bekijken
•
Met behulp van de locatiegegevens die als geotag aan uw foto's of
films zijn toegevoegd, kunnen andere mensen u herkennen of uw
locatie bepalen. Wees voorzichtig als u deze beelden met anderen
deelt, bijvoorbeeld als u beelden online plaatst waar vele anderen
ze kunnen bekijken.
Wi-Fi-instellingen bewerken of wissen
U kunt Wi-Fi-instellingen als volgt bewerken of wissen.
Verbindingsinformatie bewerken
(=
135)
(=
122).
1
Open het Wi-Fi-menu
(=
2
Kies een apparaat om te
bewerken.
z
z
Druk op de knoppen <o><p><q><r>
of draai aan de knop <7> om het
pictogram te selecteren van het apparaat
dat u wilt bewerken. Druk vervolgens op
de knop <m>.
3
Kies [Apparaat bewerken].
z
z
Druk op de knoppen <o><p> of
draai aan de knop <7> om [Apparaat
bewerken] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop <m>.
Voorblad
Vóór gebruik
Algemene
bediening camera
Basishandleiding
115).
Handleiding voor
gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere
opnamemodi
4
P-modus
5
Tv-, Av- en
M-modus
6
Afspeelmodus
7
Wi-Fi-functies
8
Menu
Instellingen
9
Accessoires
10
Bijlage
Index
130