Inbedrijfstelling en parametrering
Bepaal de regressiecoëfficiënten.
Bij de vergelijkingsmeting wordt eerst het verband tussen stofconcentratie en mA-
waarde van het FWE200 bepaald.
Voer de regressiecoëfficiënten in.
Er zijn twee mogelijkheden:
– directe invoer van K2, K1, K0 in een meetwaardecalculator.
– gebruik van de regressiefunctie van het FWE200 (toepassing zonder meetwaarde-
FWE200 · Gebruiksaanwijzing · 8019491/V 1-0/2016-03 · © SICK AG
2
⋅
⋅
c
=
K2 I
+
K1 I
+
out
out
c:
Stofconcentratie in mg/m³
K2, K1, K0:
Regressiecoëfficiënten van de functie c = f (I
I
:
Actuele output-waarde in mA
out
20mA LZ
–
⋅
---------------------------- -
I
=
LZ
+
SI
out
MBE
SI:
Gemeten strooilichtintensiteit
LZ:
Live zero
MBE:
vastgelegde meetbereikeindwaarde (ingevoerde waarde voor 20 mA;
doorgaans 2,5 x ingestelde grenswaarde)
BELANGRIJK:
De in het FWE200 ingestelde coëfficiënt-set en het meetbereik mag in
dit geval niet meer worden gewijzigd.
calculator).
Hier moet het verband met de strooilichtintensiteit worden gelegd. Hiervoor moeten
de in het meetsysteem in te voeren regressiefactoren cc2, cc1 en cc0 uit K2, K1 en
K0 worden bepaald.
2
⋅
⋅
c
=
cc2 SL
+
cc1 SL
+
Het toepassen van (2) in (1) resulteert in:
20mA LZ
---------------------------- -
⋅
⋅
c
=
K2
LZ
+
SL
MBE
Met (3) erbij resulteert dit in:
2
⋅
⋅
cc0
=
K2 LZ
+
K1 LZ
(
⋅
⋅
cc1
=
2 K2 LZ
+
K1
20mA LZ
–
⋅
---------------------------- -
cc2
=
K2
MBE
De vastgestelde regressiecoëfficiënten cc2, cc1 en cc0 moeten vervolgens in het
tabblad "Parameter" bij Set 0 worden ingevoerd (→ blz. 50, afb. 28).
Het geselecteerde meetbereik kan bij deze procedure later vrij
geherparametreerd worden.
K0
cc0
2
–
20mA LZ
---------------------------- -
⋅
⋅
+
K1
LZ
+
SL
+
K0
20mA LZ
–
)
⋅
---------------------------- -
MBE
2
(1)
)
out
(2)
(3)
–
+
K0
MBE
53