Het gebruik van uw rolstoel
Tips voor het met hulp, afrijden van
een stoeprand of een opstapje
Lees en volg de waarschuwingen
voor begeleiders op. Om de
rolstoelgebruiker te helpen bij het
afrijden van een stoeprand of een
opstapje, in achterwaartse richting:
1. Overtuig u er dan van dat de
duwhandvatten niet rond kunnen
draaien of eraf getrokken
kunnen worden (Fig. 8).
2. Sta altijd achter de rolstoel.
3. Voordat u de hoek van de
stoeprand of het opstapje
bereikt, draait u de rolstoel rond
en trek hem achteruit.
4. Terwijl u over uw schouder kijkt,
stapt u voorzichtig achteruit
totdat u van de stoeprand of het
opstapje af bent en op de vlakke
ondergrond staat.
5. Trek de rolstoel achteruit naar u
toe, totdat de achterwielen de
hoek van de stoeprand of het
opstapje (Fig. 8) bereiken. Laat
dan de wielen van de rolstoel
langzaam over de rand naar
beneden rollen totdat deze op de
vlakke ondergrond staan (Fig. 9).
6. Wanneer de achterwielen weer
veilig op de vlakke ondergrond
staan, kantel de rolstoel dan
terug naar het balanspunt.
Hierdoor worden de
zwenkwielen van de stoeprand
of het opstapje getild.
7. Houd de rolstoel in balanspositie
en doe een paar stapjes
achteruit. Draai de rolstoel weer
om en laat de zwenkwielen
voorzichtig op de grond zakken.
2 lijn
Issue 3
10 cm Maximale obstakelhoogte
Fig. 8
10 cm Maximale obstakelhoogte
Fig. 9
1 4