6.2.2.2.1 Uit- en inrijden van de vaste vermogenschakelaar (DF-D)
•
Maak de betreffende cel spanningsloos. Zie "Veiligheidsvoorschriften – onderhoud".
•
Verwijder de deur. Zie "Uitpakken".
•
Maak de bovenste aansluitingen van de vermogenschakelaar los:
• Draai de moer (fig. 6.01 D) los.
• Verwijder de vlakke sluitring (fig. 6.01 E).
• Verwijder de waaierveerring (fig. 6.01 A) en de zeskant tapbout (fig. 6.01 C).
•
Maak de onderste aansluitingen van de vermogenschakelaar los:
• Draai de moer (fig. 6.01 D) los.
• Verwijder de vlakke sluitring (fig. 6.01 E).
• Verwijder de waaierveerring (fig. 6.01 A) en de zeskant tapbout (fig. 6.01 C).
De soepele tressen (fig. 6.01 J) moeten op de
vermogenschakelaar blijven zitten.
•
Koppel de eventueel aanwezige laagspanningsconnector (fig. 6.01 H) los.
•
Rijd de vermogenschakelaar uit het kabelcompartiment.
Voorkom beschadiging van het aardingscontact (fig. 6.01 I) op de slede van de
vermogenschakelaar. Rijd de vermogenschakelaar voorzichtig uit.
6-4
DW602110