4
INSTALLATIE
4.1
Veiligheidsvoorschriften – installatie
4.1.1
Algemeen
Installatie van het middenspanningsbord is strikt voorbehouden aan
daartoe opgeleide en bevoegde operators met inachtneming van de
plaatselijk geldende veiligheidsvoorschriften en –richtlijnen.
De feitelijke aansluiting en eerste inbedrijfstelling moet geschieden door
daartoe opgeleid en geautoriseerd personeel in dienst van de
stroomleverende maatschappij.
•
Zie ook "Algemene veiligheidsvoorschriften en –instructies".
•
Laat nooit gereedschap of bevestigingsmaterialen in of op het
middenspanningsbord achter.
•
Installeer het middenspanningsbord uitsluitend in ruimten die volledig
beantwoorden aan de volgende aanbevelingen (volgens IEC 60298)
4.1.2
Aanbevelingen - opstellingsruimte
De aanbevelingen inzake de opstellingsruimte worden onderverdeeld in
aanbevelingen op het gebied van:
de vloeroppervlakte
-
de omgevingscondities
-
de ventilatie
-
de vrije hoogte van de opstellingsruimte
-
de afmetingen van de toegangsdeuren van de opstellingsruimte
-
de vrije doorgang vóór de cellen
-
de boogvlamvastheid
-
4.1.2.1 Vloeroppervlakte
De ondergrond waarop het middenspanningsbord moet worden geplaatst, moet
voldoende stevig en geheel vlak zijn. Het maximaal toelaatbare niveauverschil
bedraagt 2 mm/m.
4.1.2.2 Omgevingscondities
De DF-2 cellen zijn ontworpen voor binnenopstelling onder de volgende
omgevingscondities:
omschrijving
omgevingstemperatuur
relatieve luchtvochtigheid
opstellingshoogte
DW602110
waarde
min. -15 °C - max. +45 °C
min. 10% - max. 70% (zonder condensvorming)
max. 1.000 m boven zeespiegel
4-1