• Plaats de tweede bodemplaat (Figuur 4.7.10 A) in
de cel, zodanig dat het doorvoerrubber door de
twee bodemplaten wordt gefixeerd.
• Bevestig de bodemplaat aan weerszijden aan het
frame met behulp van de flensbout (Figuur 4.7.10
B), de getande waaierveerring (Figuur 4.7.10 C)
en de moer (Figuur 4.7.10 D).
• Monteer de kabelbeugels (Figuur 4.7.11 A) op de
bodemplaat en fixeer met behulp van de zeskant
tapbouten (Figuur 4.7.11 B), de waaierveerringen
(Figuur 4.7.11 C) en de moeren (Figuur 4.7.11 D).
• Kabel op een vakkundige wijze vastzetten met een
koppel van 60 Nm. Let in het bijzonder op:
§ Aansluiting tussen kabelschoen en aansluitcontact
§ Ontlasting van de steunisolatoren
§ Accurate klemming d.m.v. kabelbeugels
• De kabelbeugels fixeren met aanhaalmoment 25 Nm.
• Ga voorts te werk zoals hierboven beschreven. Werk
zo stelselmatig naar de deuropening toe.
• De vermogenschakelaar kan nu terug in de cel geplaatst worden, vervolgens dient
men de soepele stressen terug op het verbindingskoper aan te sluiten,
aanhaalmoment 60 Nm.
DW602110
Figuur 4.7.10
Figuur 4.7.11
4-33