• Monteer de kabelsteun (Figuur 4.7.21 A) op de
bodemplaat en fixeer met behulp van de zeskant
tapbouten (Figuur 4.7.21 B), de waaierveerringen
(Figuur 4.7.21 C) en de moeren (Figuur 4.7.21 D).
• Beide
kabels
aanspannen met een koppel van 60 Nm. Let in het
bijzonder op:
o Aansluiting tussen kabelschoen en aansluit-
contact
o Ontlasting van de steunisolatoren
o Accurate klemming d.m.v. kabelbeugels
• De kabelsteunen fixeren, aanhaalmoment 25 Nm.
• Ga voorts te werk zoals hierboven beschreven.
Werk zo stelselmatig naar de deuropening toe.
• De vermogenschakelaar kan nu terug in de cel geplaatst worden, vervolgens
dient men de verbindingsvlechten op het verbindingskoper aan te sluiten,
aanhaalmoment 60 Nm.
Na montage van de vier bodemplaten (en aansluiting van de kabels) kan de deur op de cel
worden teruggeplaatst.
4.8
Terugplaatsen van de deur
Voor het terugplaatsen van de deur moet de lastscheidingsschakelaar in de
stand OPEN en de aardingsschakelaar in de stand GESLOTEN staan.
Zie "Bediening".
•
Controleer zorgvuldig of zich nog gereedschappen of bevestigingsmaterialen in het
kabelcompartiment bevinden en verwijder indien nodig
•
Controleer alle aansluitingen.
•
Plaats de deur (fig. 4.23 B) van het
kabelcompartiment:
• Pak de deur met beide handen aan het handvat
(fig. 4.23 D) vast.
• Plaats de deur voorzichtig in de steunpunten.
• Druk de deur naar beneden.
•
Vergrendel de deur met behulp van een degelijk
hangslot (fig. 4.23 C) aan de vergrendellip (fig.
4.23 A).
De sleutels mogen uitsluitend worden
bewaard door een speciaal daarvoor
aangewezen, bevoegde operator(s).
4-38
op
een
vakkundige
wijze
Figuur 4.7.21
DW602110