Storing
6.
De pompcapaciteit is
instabiel en de pomp
maakt veel lawaai.
7.
De pomp draait, maar er
komt geen water.
8.
Bij een poging de pomp
op te starten, start de
pomp wel, maar komt er
geen druk of debiet.
9.
De pomp draait, maar
levert niet het nominale
debiet.
10. De pomp draait achter-
uit na te zijn uitgescha-
keld .
11. De pomp draait met ver-
minderde capaciteit.
Oorzaak
Alleen zelfaanzuigende pompen:
a)
Het drukverschil in de pomp is
te laag.
a)
Voordruk van de pomp is te
laag.
b)
De zuigleiding is gedeeltelijk
verstopt door verontreinigin-
gen.
c)
De voet- of terugslagklep zit
vast in gesloten positie.
d)
Lekkage in de aanzuigleiding.
e)
Lucht in aanzuigleiding of
pomp.
Alleen zelfaanzuigende pompen:
a)
De vloeistofkolom boven de
terugslagklep in de persleiding
voorkomt dat de pomp zelf
aanzuigt.
b)
Zuigleiding zuigt lucht naar
binnen.
Alleen zelfaanzuigende pompen:
a)
De interne klep sluit niet goed. Sluit het tappunt geleidelijk tot er een plot-
a)
Lekkage in de aanzuigleiding.
b)
Voetklep of terugslagklep is
defect.
c)
De voetklep zit vast in com-
pleet of gedeeltelijk geopende
positie.
a)
Onjuiste draairichting.
b)
Zie 5. a), b), c), d).
Oplossing
Sluit het tappunt geleidelijk tot de pers-
druk stabiel is en het geluid stopt.
Zie 5. a).
Zie 5. b).
Verwijder en reinig, repareer of vervang
de klep.
Zie 5. c).
Zie 5. d).
Maak de persleiding leeg. Zorg ervoor dat
de terugslagklep de vloeistof in de perslei-
ding niet tegenhoudt. Herhaal de opstart-
procedure zoals beschreven in paragraaf
3.3.2 Leidingaansluiting (zelfaanzui-
gende
pompen).
Zorg ervoor dat de zuigleiding luchtdicht is
vanaf de pomp tot aan het vloeistofni-
veau. Herhaal de opstartprocedure zoals
beschreven in paragraaf
3.3.2 Leidingaansluiting (zelfaanzui-
gende
pompen).
selinge stijging in druk of debiet zichtbaar
is. Open daarna het tappunt geleidelijk tot
het vereiste debiet is bereikt.
Zie 5. c).
Zie 7. c).
Zie 7. c).
Alleen voor driefasenpompen:
Schakel de voedingsspanning uit met de
externe stroomonderbreker en verwissel
twee fasen in de klemmenkast van de
pomp. Zie ook paragraaf
de
draairichting.
4.3 Controle van
13