2.2
Personeelsselectie en kwalificaties/fundamentele taken
•
Alleen bevoegd personeel mag met of aan de wiellader werken. Neem de minimum leeftijd in acht.
•
Laat alleen opgeleid en geïnstrueerd personeel met de wiellader werken. De verantwoordelijkheden van het
personeel voor het bedienen, installeren, onderhouden en repareren moeten duidelijk worden aangegeven.
Zorg ervoor dat alleen bevoegd personeel aan en met de wiellader werkt.
•
De eigenaar van de machine moet aangeven wat de verantwoordelijkheden van de bestuurder zijn, ook met
betrekking tot verkeersregels, en de bestuurder toestaan onwettige instructies van derden te weigeren.
•
Personeel dat nog instructies krijgt, onder begeleiding staat of een algemene opleiding volgt, mag alleen met
de wiellader werken onder permanent toezicht van een ervaren persoon.
•
Werkzaamheden aan het chassis en het rem- en besturingssysteem mogen alleen worden uitgevoerd door
geschoolde vakmensen.
•
Werkzaamheden aan de elektrische systemen van de machine mogen alleen worden uitgevoerd door
geschoolde elektriciens of door personeel dat volgens de voorschriften door een geschoolde elektricien wordt
geïnstrueerd en gecontroleerd.
•
Werkzaamheden aan de hydraulische systemen mogen alleen worden uitgevoerd door geschoold personeel
met speciale kennis en ervaring op het gebied van hydraulica.
2.3
Veiligheidsinstructies voor bepaalde bedieningsfases
De veiligheidsinstructies zijn bedoeld voor alle werknemers die met en aan de wiellader werken.
2.3.1
Veiligheidsinstructies voor standaard werkzaamheden
•
Voer geen handelingen uit die de veiligheid in gevaar kunnen brengen.
•
Zorg dat u bekend bent met de omgeving waarin de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd voordat u
met het werk begint.
•
Neem maatregelen om ervoor te zorgen dat de wiellader alleen in een veilige en functionele gebruikstoestand
wordt gebruikt.
•
Gebruik de wiellader alleen als alle beschermings- en veiligheidsvoorzieningen, zoals een struikelbeveiliging,
geluiddemping, afzuigers enz. aanwezig zijn en functioneren.
•
Controleer de wiellader minstens één keer per dag op zichtbare externe defecten.
•
Als zich veranderingen voordoen (ook in hoe de machine reageert) moet de wiellader onmiddellijk worden
uitgeschakeld en veilig worden geparkeerd, en moeten de defecten onmiddellijk worden verholpen. Hetzelfde
geldt voor storingen.
•
Start en bedien de wiellader alleen vanaf de bestuurdersstoel.
•
Let er bij het in- en uitschakelen op dat de waarschuwingslampjes overeenkomen met wat er in de handleiding
staat.
•
Zorg ervoor dat zich niemand in de gevarenzone van de wiellader bevindt voordat de motor wordt gestart.
•
Controleer voor het begin van de werkzaamheden/het starten met rijden of de remmen, de stuurinrichting en
de signalerings- en verlichtingsapparatuur functioneert.
•
Zorg er altijd voor dat accessoires veilig zijn opgeborgen voordat u gaat rijden met de wiellader.
•
Ontsteek altijd de lichten bij slecht zicht en in het donker.
•
Zorg er bij het passeren van onderdoorgangen, poorten, tunnels, bovenleidingen enz. voor dat u voldoende
hoogte en breedte vrij heeft en een veilige afstand aanhoudt.
•
Houd altijd voldoende afstand tot (bouw)putten, taluds en randen van opgehoopt materiaal.
•
Voer geen handelingen uit die de stabiliteit van de wiellader beïnvloeden. Hiertoe behoort ook de
informatieplicht met betrekking tot de toelaatbare eindlasten van de bijbehorende uitrustingsstukken van de
wiellader. (Eindbelasting/toelaatbare bedrijfsbelasting staan vermeld op het typeplaatje.)
•
Hellingen niet in de dwarsrichting oversteken; uitrustingsstukken en lading moeten altijd dicht bij de grond
worden gehouden, vooral bij het afrijden van de helling.
Pagina 8/88
T13| Bedieningshandleiding
Juni 2021