Eigen beeldinstellingen maken
De met de camera meegeleverde vooringestelde beeldinstellingen kunnen worden
aangepast en als eigen beeldinstellingen worden opgeslagen.
1
Selecteer Beeldinstelling beheren.
Druk op de knop G om de menu's weer te
geven. Markeer Beeldinstelling beheren in
het opnamemenu en druk op 2.
2
Selecteer Opslaan/bewerken.
Markeer Opslaan/bewerken en druk op 2.
3
Selecteer een beeldinstelling.
Markeer een bestaande beeldinstelling en druk
op 2 of druk op J om verder te gaan met stap
5 en een kopie van de gemarkeerde
beeldinstelling op te slaan zonder deze te
wijzigen.
4
Bewerk de geselecteerde
beeldinstelling.
Zie pagina 109 voor meer informatie. Druk op
de O-knop om de wijzigingen ongedaan te
maken en opnieuw te beginnen. Druk op J
wanneer de instellingen voltooid zijn.
5
Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de eigen
beeldinstelling (C-1 tot C-9) en druk op 2.
G-knop
t
111