Flitscorrectie
Gebruik flitscorrectie om de geadviseerde flitssterkte van de camera aan te passen,
waardoor de helderheid van het hoofdonderwerp ten opzichte van de achtergrond
verandert. U kunt de flitssterkte verhogen om het hoofdonderwerp lichter te maken of
verlagen om ongewenste hoge lichten of reflecties te voorkomen.
1
Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de R-knop wanneer er geen opname-informatie op de monitor wordt
weergegeven. Druk op de P-knop om de cursor in het informatiescherm te
plaatsen.
R-knop
2
Geef de opties voor flitscorrectie weer.
t
Markeer flitscorrectie in het informatiescherm en
druk op J.
3
Kies een waarde.
Markeer een waarde en druk op J. De flitscorrectie
kan worden ingesteld op een waarde tussen –3 LW
(donkerder) en +1 LW (lichter) in stappen van
LW. Kies in het algemeen een positieve waarde om
het onderwerp lichter te maken of een negatieve
waarde om het onderwerp donkerder te maken.
De normale flitssterkte kan worden hersteld door de flitscorrectie in te stellen op ±0,0. De
flitscorrectie wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
92
Informatiescherm
P-knop
1
/
3