16 Gebruikersniveau
De aandrijving is tijdens bedrijf vanaf het scherm te bedienen. Hier wordt belangrijke infor-
matie over de werking weergegeven, de bedrijfsmodus ingesteld en de initialisatie gestart.
De andere niveaus zijn toegankelijk via het bedieningsniveau.
Alle parameters van het bedieningsniveau, evenals uitzonderingen en EEPROM-storingen
zijn in Hoofdstuk 23.1, pagina 67 weergegeven.
16.1 Instelling bedrijfsmodus
De aandrijving staat normaal in de automatische modus, aangegeven door het symbool
(weergegeven onder code 0 tot 3). Bij automatisch bedrijf volgt de aandrijfstang het in-
gangssignaal overeenkomstig de functies die zijn ingesteld op het bedieningsscherm.
In de handmatige modus beweegt de aandrijfstang naar de ingestelde handmatige bedie-
ningswaarde. De actieve handmatige modus onder code 0 wordt aangegeven door het sym-
bool
.
Code
Beschrijving
2
Bedrijfsmodus
3
Ingestelde waarde handbediening
Aanwijzing:
De instellingswaarde van de handbediening ingesteld onder code 3 moet worden aan-
gepast met een getal, dat overeenkomt met ten minste de helft van de dode zone (in-
stelbaar onder c67, pagina 49), aangezien de aandrijfstang anders niet beweegt.
Voorbeeld: Dode zone ingesteld op 2,0 % (Fabrieksinstelling)
Regelbare instelwaarde van de handbediening moet worden aangepast met een hoe-
veelheid van ten minste 1,0 % (Aandrijfstang bijvoorbeeld van 2,2 % op 3,2 % ge-
bruiken).
EB 8331-4 NL
WE
Instelbereik
AUTO
AUTO (automatische modus)
MAN (handmatig modus)
–
0,0 tot 100,0 %
Gebruikersniveau
35