•
Rem niet plotseling en selecteer de stand neutraal pas als de lader volledig stilstaat.
•
Blijf op veilig afstand van de rand van het laadperron.
•
Let bij het draaien goed op de baan van de bak.
•
Controleer of bruggen en opritten bestand zijn tegen het gewicht van de lader en de vervoerde lading.
•
Controleer vóór het op- of afrijden van een voertuig (vrachtwagen, trailer etc.) of de juiste
voorzorgsmaatregelen zijn genomen om iedere (rij)beweging te vermijden, inclusief het dumpen.
•
Stop, kijk en luister wanneer u bij een spoorlijn komt. Steek deze vervolgens diagonaal over en alleen op
toegestane oversteekplaatsen.
•
Parkeer altijd op meer dan 2,5 m van de rails.
•
Houd het stuurwiel vast tijdens het werken.
•
Wanneer er een grotere lading wordt vervoerd, moet er meer ruimte rekening worden gehouden bij het
voorbij rijden van geparkeerde voertuigen, objecten of voetgangers.
•
Haal nooit een ander voertuig in op een kruispunt of splitsing of wanneer iets het zicht belemmert.
•
Rijdt nooit een lift in, op een vrachtwagen of ander voertuig totdat u daartoe toestemming heeft gekregen en
u er zeker van bent dat het gecombineerde gewicht van de lader en de lading niet te zwaar is.
•
Rem niet plotseling.
•
Let op de rijsnelheid en wees voorzichtig als er voetgangers of andere voertuigen naderen. Let ook op de
doorrijhoogte.
•
Minder vaart op nat en oneffen terrein en bij het maken van bochten.
•
Verwijder alle voorwerpen die in de weg liggen.
•
Minder vaart, gebruik de claxon en rijdt rechts bij kruispunten en in doorgangen.
•
Let op voor voetgangers die plotseling op uw pad kunnen verschijnen.
•
Als u tijdens de rit een brug moet oversteken, controleer dan vooraf of deze veilig en sterk genoeg is om het
gecombineerde gewicht van de lader en de lading te dragen.
•
Minder vaart als u de bestemming nadert zodat u ver genoeg van te voren soepel tot stilstand kunt komen.
Door plotseling tot stilstand te komen kan de lading verschuiven.
•
Belemmer het gebruik van de brandblusapparatuur niet als de machine wordt geparkeerd of gelost.
•
Meldt mechanische of elektrische afwijkingen direct.
•
Let altijd op. Let altijd op voetgangers en rijd nooit te dicht op voertuigen voor u.
•
Rijd met een snelheid de past bij de lading en de omstandigheden op de weg.
•
Bedien de lader nooit terwijl een deel van uw legen buiten de cabine steekt.
•
Verlaat de cabine niet terwijl de motor van de lader loopt.
•
Schakel de lader altijd uit voordat u de lader verlaat.
•
Parkeer de lader altijd op een stevige, vlakke ondergrond.
Op zeer schuine hellingen
•
Parkeer de lader altijd loodrecht op de helling om onbedoelde bewegingen te voorkomen.
•
Gebruik de juiste vlaggen, waarschuwingstekens of afzettingen bij het parkeren in gebieden waar verkeer is.
•
Parkeer uw voertuig niet voor toegangen voor de brandweer.
•
Gebruik de parkeerrem als u parkeert en draai de contactsleutel naar STOP.
•
Haal de sleutel uit het contact als de lader wordt achtergelaten zonder dat iemand er op kan letten.
•
Parkeer het voertuig nooit op een helling.
•
Als het wel noodzakelijk is om de lader te parkeren op een helling (bijv. in geval van pech), plaats dan een wig
onder de wielen van de lader.
Pagina 37/80
W11 - W12S -W12F - W13F - T13F | Handleiding
April 2021