BIJLAGE 4: Dagelijkse controle
Hoewel bestuurders niet moeten proberen zelf reparaties uit te voeren, hebben zij wel de verantwoordelijkheid om
eventuele problemen onmiddellijk aan hun supervisor te melden, zodat reparaties tijdig kunnen worden uitgevoerd
door gekwalificeerd onderhoudspersoneel.
Voertuignummer:
√
[
] Goed
[ ]
Controleer de motorolie en zorg ervoor dat het
peil binnen het bedrijfsbereik ligt.
[ ]
Controleer bij watergekoelde systemen het
koelvloeistof/waterpeil in de
koelvloeistofreservoir. (Verwijder de
radiateurdop niet om een routinecontrole van
het koelvloeistofpeil uit te voeren).
[ ]
Controleer het bandoppervlak op schade of
slijtage. Verwijder stenen uit het profiel en
rapporteer schade, scheuren in de zijwanden,
een beperkt profiel of ongebruikelijke slijtage.
Controleer of andere lichten werken, met
[ ]
inbegrip van het achterlicht, de remlichten en
de richtingaanwijzers (als de wiellader hiermee
is uitgerust).
De claxon moet duidelijk hoorbaar zijn bij veel
[ ]
omgevingsgeluid.
[ ]
Controleer het brandstofniveau.
Pagina 79/80
W11 - W12S -W12F - W13F - T13F | Handleiding
DAGELIJKSE CONTROLE - WIELLADER W11/W12S/W13F/T13F
Datum: ____/____/____
[A] Aanpassingen uitgevoerd
Bestuurder:
[N] Reparaties nodig
[ ]
Controleer het peil van de
stuurbekrachtigingsvloeistof door de dop te
openen en het peil te controleren. Zorg dat het
peil binnen het bedrijfsbereik ligt en plaats
vervolgens de dop terug.
[ ]
Controleer de bandendruk van de
pneumatische banden. Minimale bandendruk
is 4,5 bar. Pas indien nodig aan.
[ ]
Controleer of de koplampen goed
functioneren.
Controleer of de verwarming in de cabine,
[ ]
ruitenwissers en binnenverlichting etc. werkt
(als de wiellader hiermee is uitgerust).
Controleer of alle bedieningselementen goed
[ ]
werken. Meld storingen en gebruik de
apparatuur niet totdat reparaties zijn
uitgevoerd.
[ ]
Stel de stoel naar behoeven af.
April 2021