De lekstroom van de motor bij normaal bedrijf is te vinden in
hoofdstuk
19.3
Lekstroom.
Bij een ongelijke fasespanning en tijdens het opstarten kan de
lekstroom hoger zijn dan normaal, waardoor de aardlekschake-
laar kan worden aangesproken.
8
5.1.5 Motorbeveiliging
De pomp heeft geen externe motorbeveiliging nodig. De motor
heeft ingebouwde thermische bescherming om overbelasting en
blokkering tegen te gaan (IEC 34-11, TP 211).
5.1.6 Overspanningsbeveiliging
De pomp is tegen overspanning beveiligd d.m.v. varistors tussen
de fase en 0 en tussen de fase en aarde.
5.1.7 Voedingsspanning en netvoeding
1 x 200-240 V, - 10 %/+ 10 %, 50/60 Hz, PE.
De voedingsspanning en -frequentie staan vermeld op het type-
plaatje van de pomp. Zorg ervoor dat de motor geschikt is voor de
aanwezige voedingsspanning.
De aansluitdraden in de klemmenkast moeten zo kort mogelijk
zijn. Uitzondering hierop is de aarddraad, die zo lang dient te zijn
dat deze als laatste de verbinding verbreekt als de kabel door
onachtzaamheid uit de kabeldoorvoerwartel wordt getrokken.
Afb. 3 Netaansluiting
Wartels
Wartels in overeenstemming met EN 50626.
2 x M16 wartel, kabeldiameter ∅4-∅10
•
1 x M20 wartel, kabeldiameter ∅10-∅14
•
•
1 doorslag voor M16 wartel.
Waarschuwing
Als de voedingskabel beschadigd is, dient deze
door gekwalificeerd personeel vervangen te wor-
den.
Netwerktypen
Eén-fase E-pompen kunnen op alle netwerktypen worden aange-
sloten.
Waarschuwing
Sluit nooit één-fase E-pompen aan op een net-
voeding met een spanning tussen fase en aarde
van meer dan 250 V.
5.1.8 In- en uitschakelen van de pomp
Het aantal in- en uitschakelingen via de netvoe-
Voorzichtig
ding mag niet meer zijn dan 4 keer per uur.
Wanneer de pomp via de netvoeding wordt ingeschakeld, zal
deze na ca. 5 seconden starten.
Als een hoger aantal in- en uitschakelingen gewenst is, dient
hiervoor de externe aan/uit-ingang te worden gebruikt.
Wanneer de pomp via een externe aan/uit-schakelaar wordt inge-
schakeld, zal deze meteen starten.
N
PE
L