7.3 Procedure voor het installeren van de
opvoerinstallatie
1. Controleer de leveringsomvang.
Voor de leveringsomvang, zie paragraaf
2. Maak de instelbare instroomopening aan de achterkant van
de MOG of MDG.
De draaibare schijfvormige instroomopening heeft een
DN 100 aansluiting waarbij de hoogte van deze opening kan
worden ingesteld op elke waarde tussen 180 en 315 mm
boven vloerniveau. De meest gebruikelijke hoogtes, 180, 250
en 315 mm, staan aangegeven naast de instroomopening.
Zie afb. 19. Een schijfvormige instroomopening met een
DN 150 opening is verkrijgbaar als toebehoren. Zie afb. 20.
De schroeven rondom de buitenste ring van de schijfvormige
instroomopening zijn niet volledig vastgedraaid waardoor de
schijfvormige instroomopening kan worden gedraaid.
Hierdoor kan de instroomopening worden aangepast aan de
gewenste instroomhoogte. Draai alle schroeven vast wanneer
de gewenste instroomhoogte is ingesteld. Alle schroeven
moeten worden vastgedraaid tot max. 9 Nm.
Voordat de Multilift MOG of MDG wordt aangesloten:
denk er bij het draaien van de schrijfvormige
instroomopening voor de juiste hoogte van de
N.B.
instroomleiding aan dat de opvoerinstallatie en de
afvoer dientengevolge zijwaarts zullen bewegen
(max. 72,5 mm). Zie afb. 19.
Afb. 19 DN 100 schijfvormige instroomopening, instelbaar van
180 tot 315 mm boven de vloer tot het midden van de
instroomleiding
Afb. 20 DN 150 schijfvormige instroomopening als optie,
instelbaar van 207 tot 279 mm boven de vloer tot het
midden van de instroomleiding.
2.
Leveringsomvang.
Afb. 21 Niet vastgedraaide schroef in de buitenste ring
Voorzichtig
Afb. 22 Afdichten van de belangrijkste instroomopening
3. Bereid de optionele instroomopeningen voor door de
De Multilift MOG en MDG opvoerinstallaties worden
geleverd met losjes aangedraaide schroeven in de
buitenste ring van de draaibare schijfvormige
instroomopening. Zie afb. 21. Controleer alle schroe-
ven en draai deze vast met een max. aandraaimo-
ment van 9 Nm voordat de instroomleiding wordt
aangekoppeld.
Als de belangrijkste instroomopening niet wordt
gebruikt, dan kan deze eenvoudig worden afgedicht
N.B.
met een standaard DN 100 leidingstop, vastgedraaid
met drie schroeven en sluitringen. Zie afb. 22.
gewenste opening uit te zagen.
Gebruik gatenzagen ∅150 voor DN 150, ∅100 voor DN 100
en ∅43 voor DN 50 instroomopeningen. De snijlijn moet ver-
zonken zijn. De openingen moeten ontbraamd worden om
scherpe zaagranden te vermijden. De verbindingen zijn voor-
zien van moffen.
19