Gedetailleerde omschrijving van pos. 5
Afbeelding
1 1/2" compleet vooraf samengevoegd
persleidingwerk voor MOG:
– 1 x flexibel koppelstuk met
– 1 x slangpijpje Rp 1 1/2 / DN 40
– 1 x afsluitklep (kogel-type)
– 2 x dubbele nippel Rp 1 1/2
– 1 x terugslagklep (kogel-type)
– 1 x bocht 90 ° Rp 1 1/2 / R 1 1/2
NB: De ovalen flens met 1 1/4" bin-
nenschroefdraad wordt bij de MOG
meegeleverd.
Zie paragraaf
Afbeelding
1 1/2" compleet vooraf samengevoegd
persleidingwerk voor MDG:
– 1 x flexibel koppelstuk met 2
– 1 x slangpijpje Rp 1 1/2 / DN 40
– 1 x afsluitklep (kogel-type)
– 1 x kruisstuk Rp 1 1/2
– 1 x blindflens Rp 1 1/2
– 2 x lange nippel R 1 1/2
– 2 x bocht 90 ° Rp 1 1/2 / R 1 1/2
– 2 x dubbele nippel R 1 1/2
– 2 x terugslagklep (kogel-type)
– 2 x bocht 90 ° Rp 1 1/2 / R 1 1/4
NB: Twee ovalen flenzen met 1 1/4"
binnenschroefdraad wordt bij de MDG
meegeleverd.
Zie paragraaf
18
Omschrijving
2 klemmen DN 40
R 1 1/2
R 1 1/2
2.
Leveringsomvang.
Omschrijving
klemmen DN 32
R 1 1/2
R 1 1/2
2.
Leveringsomvang.
7.2 Richtlijnen voor het installeren van de
opvoerinstallatie
De richtlijnen voor de correcte mechanische opstelling van een
opvoerinstallatie zijn conform EN 12056-4.
Zie paragraaf
7.1.1
Installatietekening.
•
Installeer de opvoerinstallatie in een voldoende verlichte en
geventileerde ruimte met 60 cm vrije ruimte rondom alle
onderdelen die geserviced en bediend moeten worden.
•
Zorg voor een pompput onder vloerniveau. Als een opvoerin-
stallatie geïnstalleerd wordt in een kelder met risico op binnen-
dringend grondwater, dan is het raadzaam (in sommige landen
verplicht) om een drainagepomp in een aparte pompput onder
vloerniveau te plaatsen om de ruimte leeg te pompen.
Zie afb. 18.
De opvangtank, pomp en kabels mogen worden
N.B.
overstroomd (max. 2 m gedurende 7 dagen).
De regelaar moet in een droge en goed geventi-
Voorzichtig
leerde ruimte worden geplaatst.
•
Alle leidingaansluitingen moeten flexibel zijn om resonantie te
verminderen.
•
Opvoerinstallaties moeten worden beveiligd tegen opwaartse
krachten en verdraaiingen.
•
Alle persleidingen van de opvoerinstallatie, membraanpomp
en drainagepomp moeten een lus boven het plaatselijke terug-
stroomniveau hebben. Het hoogste punt van de lus/het water-
slot moet boven straatniveau liggen. Zie afb. 18.
•
Installeer een afsluitklep in de persleiding voor persleidingen
van DN 80 en meer. Breng ook een afsluitklep in de instroom-
leiding aan.
•
Oppervlaktewater mag niet worden afgevoerd met de opvoer-
installatie binnenin het gebouw. Het dient een eigen pompput
buiten het gebouw te hebben.
•
Opvoerinstallaties moeten voorzien zijn van een goedge-
keurde terugslagklep conform EN 12050-4.
•
Het volume van de persleiding boven de terugslagklep tot aan
het terugstroomniveau moet kleiner zijn dan de effectieve tan-
kinhoud.
•
In het algemeen moet een opvoerinstallatie voor zwart afval-
water boven dakniveau worden ontlucht. Toegestaan is echter
om de ventilatie, als een secundaire ventilatie, naar het
belangrijkste ventilatiesysteem van het gebouw te leiden. Spe-
ciale ontluchtingskleppen (toebehoren) dienen buiten het
gebouw te worden geplaatst.
•
Als het afvalwater wordt afgevoerd in een opvangleiding, dan
moet deze opvangleiding een vulratio hebben van tenminste
h/d = 0,7. De opvangleiding moet ten minste één nominale
diameter groter zijn dan de aansluiting van de persleiding.
•
De regelaar moet worden geplaatst op een overstromingsvei-
lige plaats en zijn voorzien van een alarm.
Gebruik een membraanpomp voor eenvoudige, handmatige ledi-
ging van de opvangtank in geval van pompstoring (niet verplicht).