Onderhoud
1
1. Olievuldop
5.
Start de motor en kijk of de waarschu-
wingslamp voor lage oliedruk (als die
voorhanden is) wel uit gaat. Controleer
of er geen olie lekt.
DCM00680
OPGELET:
Als de waarschuwingslamp voor lage
oliedruk blijft branden of als er olielekken
zijn, zet de motor dan af en ga op zoek
naar de oorzaak. De motor laten draaien
terwijl er zich een probleem voordoet,
kan voor ernstige motorbeschadiging
zorgen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als
het probleem niet kan worden gelokali-
seerd en opgelost.
6.
Zet de motor af en wacht 3 minuten.
Controleer het oliepeil met de peilstok
en ga na of het zich tussen het bovenste
en het onderste maatstreepje bevindt.
Vul olie bij als het zich onder het onder-
ste maatstreepje bevindt en tap olie af
als het zich boven het bovenste bevindt.
59
ZMU04271
7.
Loos de gebruikte olie overeenkomstig
de plaatselijke voorschriften.
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer
G
informatie over het lozen van gebruikte
olie.
Ververs de olie vaker als de motor in on-
G
gunstige omstandigheden wordt gebruikt
(bijvoorbeeld langdurig slepen).
DMU29112
Controle van de bedrading en
aansluitstukken
Controleer of elke massadraad goed is
G
vastgemaakt.
Controleer of elk aansluitstuk goed is aan-
G
gekoppeld.
DMU29120
Uitlaatlekkage
Start de motor en controleer of er geen uit-
laat lekt uit de verbindingsstukken tussen de
ZMU02058
ZMU04286