46
Waarschuwing:
ingesteld voor uw aandrijfeenheid, kan dit zowel de
aandrijfeenheid als de stuurautomaatcomputer
beschadigen, ook als de beschermingscircuits zijn
geactiveerd.
Aandrijfactivering
Bepaalt hoe de Inschakeluitvoer wordt gebruikt.
De volgende opties zijn beschikbaar:
•
Koppeling
Als uw aandrijfeenheid/motor/pomp gekoppeld moet worden
om de actuator in te schakelen, moet de eenheid worden
verbonden met de "Schakel"-output. Configureer de
aandrijfactivering (optie "Aandrijving inschakelen") als koppeling.
De koppeling wordt geactiveerd als de stuurautomaatcomputer
het roer bedient. In stand-by wordt de koppeling ontkoppeld om
handmatige besturing mogelijk te maken. Controleer de
specificaties van uw aandrijfeenheid om te bepalen of koppeling
is vereist.
•
Auto
Output geactiveerd als stuurautomaat is geschakeld in de modus
Auto, Geen drift of Navigatie. Bij handmatige roerbediening
(Stand-by, NFU en FU) is de output niet geactiveerd. Wordt
meestal gebruikt om te schakelen tussen twee roersnelheden op
een pomp die continu in bedrijf is, als verschillende
roersnelheden zijn vereist voor automatische en Follow-up/
Geen-Follow-up besturing.
Roerstandterugmelding
Gebruikt voor het selecteren van het type roerstandterugmelding.
In de keuzelijst staan alle compatibele
roerstandterugmeldingseenheden die zijn verbonden met het
netwerk.
Roerstandterugmelder kalibratie
Ú Notitie:
Alleen beschikbaar als u een roerstandterugmelder
hebt geïnstalleerd en geselecteerd als roerbron.
Setup
stuurautomaatcomputer| A2004
Gebruikershandleiding
Als een onjuist spanningsniveau is