Het is verboden om panelen met een grote omvang te vervoeren omdat hierdoor de weerstand ten opzichte van de wind vergroot
wordt waardoor er een sterk kantelgevaar ontstaat.
Tijdens het rijden met een omhoog staand platform is het niet toegestaan om horizontale belastingen op het platform uit te oefenen
(de medewerkers die zich op het platform bevinden mogen niet aan touwen of kabels enz. trekken).
Een lastcontrolesysteem onderbreekt de werking van de machine als de last op het platform het nominale draagvermogen met
circa 20% overschrijdt (zie het hoofdstuk "Algemene gebruiksvoorschriften") en het platform opgeheven wordt.
De machine mag niet rechtstreeks op plaatsen gebruikt worden die bestemd zijn voor het wegverkeer; als er op plaatsen wordt
gewerkt die opengesteld zijn voor het publiek moet het werkgebied van de machine altijd naar behoren afgebakend worden met de
nodige signaleringsmiddelen.
De machine mag niet gebruikt worden om wagens of andere voertuigen te slepen.
Elk ander gebruik van de machine dan waarvoor de machine bestemd is moet schriftelijk goedgekeurd worden door diens fabrikant
op uitdrukkelijk verzoek van de gebruiker.
De machine mag niet voor andere doeleinden gebruikt worden dan waarvoor de machine gemaakt is tenzij
men bij de fabrikant toestemming daarvoor gevraagd heeft en schriftelijk toestemming van de fabrikant
gekregen heeft om dit te doen.
Beschrijving van de machine
1.4.
De machine die in deze gebruiks- en onderhoudshandleiding beschreven wordt is een zelfrijdende hoogwerker die uit het volgende
bestaat:
motorisch aangedreven onderwagen voorzien van wielen;
een hydraulisch draaibare bovenbouw;
een scharnierende arm die in werking gesteld wordt door hydraulische cilinders (het aantal scharnierende delen en
cilinders is afhankelijk van het model machine);
een platform waarop de medewerkers plaats kunnen nemen (het max. draagvermogen is bij elk model verschillend – zie
het hoofdstuk "Technische gegevens").
De wagen, die uitgerust is met een motor om de machine ook met opgeheven platform te kunnen verplaatsen (zie "Wijze van
gebruik"), is voorzien van twee aangedreven achterwielen en twee zwenkende en sturende voorwielen. De achterwielen zijn
uitgerust met een hydraulische parkeerrem met een positieve logica (zodra de rijbedieningselementen losgelaten worden
schakelen de remmen automatisch in).
De bovenbouw steunt op een draaikrans die aan de onderwagen bevestigd is en die door middel van een onomkeerbare schroef
zonder einde om de middelste as van de machine niet traploos 370° gedraaid kan worden.
Het hefsysteem, met een scharnierende arm, kan onderverdeeld worden in drie hoofdconstructies:
de eerste, die verticaal uitgeschoven wordt, bestaat uit een systeem met een "dubbel parallellogram" dat
"knikmechanisme" genoemd wordt;
de tweede bestaat uit een hefarm die voorzien is van een telescopische arm;
de derde die uit een arm aan het eind "hulpgiek" (jib) genaamd bestaat (standaard is de hulpgiek vast, als optie kan hij
ongeveer in totaal 180° draaien).
De hydraulische cilinders voor de beweging van de scharnierende constructie zijn uitgerust met over-center ventielen die met
flenzen rechtstreeks aan de cilinders bevestigd zijn. Dankzij deze eigenschap kunnen de armen in positie gehouden worden, ook al
zou er per ongeluk een aanvoerbuis stukgaan.
Het platform, dat aan het uiteinde van de hulpgiek (jib) gescharnierd is kan in totaal 180° gedraaid worden (90° naar rechts en 90°
naar links) door middel van een draaibaar aandrijfelement dat eveneens uitgerust is met een over-center ventiel, is uitgerust met
relingen en voetbanden met een reglementaire hoogte (de relingen zijn 1100 mm hoog; de voetbanden zijn 150 mm hoog); op
het opstappunt zijn de voetbanden 100 mm hoog). Het vlak zetten van het platform gebeurt automatisch en wordt verzorgd door
mechanische trekstangen en twee cilinders met een gesloten circuit. De mogelijkheid is voorhanden om het niveau met de hand te
corrigeren; dit kan gedaan worden door middel van het speciale bedieningselement maar alleen als de armen volledig omlaag
gezet zijn (en als de hellingshoek van de hulpgiek ten opzichte van de horizontale aslijn tussen de +10° en –70° is).
Gebruik en onderhoud – Serie A12 JRTD A15 JRTD
Blz. 8