Programmering
7. Bevestig uw selectie met OK.
U keert terug naar het detailvenster met de gewijzigde contour.
8. Tik opnieuw op de knop Next (Volgende).
Er wordt gevraagd of de wijzigingen moeten worden overgenomen.
Belangrijk: voer na elke contourwijziging een contourtest uit om ervoor te
zorgen dat het nieuwe naadtraject zich binnen de grenzen van het naaiveld
bevindt ( P. 55).
5.18.2 Parameters van een naadprogramma wijzigen
U kunt ook algemene instellingen wijzigen die voor het volledige naadpro-
gramma gelden.
U kunt als volgt de parameters van een naadprogramma wijzigen:
1. Tik op de menupunten
Het venster voor de selectie van de groep met programmaparameters
Afb. 47: Parameters van een naadprogramma wijzigen
2. Tik op de gewenste parametersgroep.
De afzonderlijke parameters van deze groep worden weergegeven.
3. Tik op de gewenste parameter.
Het venster voor het wijzigen van de parameter wordt geopend.
4. Stel de parameter op de gewenste waarde in ( P. 42).
Bedieningshandleiding 911-211 - 05.0 - 08/2019
Als u dit bevestigt, wordt de gewijzigde contour opgeslagen.
(Naadprogramma)
wordt weergegeven:
Edit (Bewerken)
>
.
Parameters
>
Seam program
63