Opstelling
8.9 Inbedrijfstelling
Voer voordat u de machine in bedrijf neemt een naaitest uit.
Stel de machine op basis van de eisen van het te verwerken materiaal in.
Lees daarvoor het bijbehorende hoofdstuk in de gebruiksaanwijzing.
Lees het bijbehorende hoofdstuk in de servicehandleiding voor het
wijzigen van de machine-instellingen voor het geval het naairesultaat niet
aan de eisen voldoet.
Naaitest uitvoeren
1. Schakel de machine via de hoofdschakelaar uit.
2. Rijg de bovendraad in ( P. 22).
3. Rijg de onderdraad in ( P. 27).
4. Schakel de machine via de hoofdschakelaar in.
De besturing wordt geïnitialiseerd.
5. Het pedaal naar voren intrappen.
De referentie begint.
Informatie
De referentie is vereist om een gedefinieerde beginstand van de transport-
wagen te bereiken.
Door de pedaal naar voren in te trappen, worden na elkaar de verschillende
stappen van de instelprocedure geactiveerd en begint de machine te
naaien.
Bedieningshandleiding 911-211 - 05.0 - 08/2019
WAARSCHUWING
Verwondingsgevaar door spitse en bewegende
delen!
Risico op inprikken of beklemd raken.
Schakel de machine uit voordat u de naalden
verwisselt, draad inrijgt, de spoel plaatst, de
onderdraadspanning en de bovendraadregelaar
instelt.
AANWIJZING
Risico op materiële schade!
Schade aan de machine door transport zonder materiaal.
Zorg er voordat u begint met naaien voor dat er materiaal onder de
transportklemmen ligt.
De transportwagen beweegt naar de referentiestand.
113