Machine aan- en afkoppelen
50
WAARSCHUWING
Gevaar voor bekneld raken, vastgrijpen, naar binnen trekken en
stoten als de machine onbedoeld loskomt van de tractor!
•
Gebruik de daartoe bestemde inrichtingen om de tractor en ma-
chine in overeenstemming met de voorschriften aan elkaar te
koppelen.
•
Let er bij het aankoppelen van de machine op de driepuntshy-
draulica van de tractor op dat de aanbouwcategorieën van trac-
tor en machine met elkaar overeenkomen.
Waardeer de cat. II bouten van de trekstang van de machine
met de reductiehulzen op tot cat. III, als uw tractor een drie-
puntshydraulica van cat. III heeft.
Gebruik alleen de bijgeleverde topstang en trekstangpennen
•
voor het koppelen van de machine (originele pennen).
•
Controleer elke keer bij het aankoppelen van de tractor of de
bouten van de topstang en trekstang zich in goede staat bevin-
den. Vervang bouten van de topstang en trekstang met duidelij-
ke slijtagesporen.
Borg de bouten van de topstang en trekstang in de koppelings-
•
punten van het driepuntsaanbouwframe met een lunspen tegen
onbedoeld losgaan.
Controleer visueel of top- en trekstanghaken correct zijn ver-
•
grendeld voordat u wegrijdt.
1. Beveilig de machine tegen het per ongeluk wegrollen.
2. Controleer de machine bij het aankoppelen altijd op duidelijk
zichtbare gebreken.
3. Bevestig de kogelhulzen over de trekstangpennen in de kop-
pelingspunten van het driepuntsaanbouwframe.
4. Beveilig de kogelhulzen telkens met de lunspen tegen onbe-
doeld losraken.
5. Stuur personen weg uit de gevarenzone tussen tractor en ma-
chine voordat u naar de machine rijdt.
6. Rijd de tractor naar de machine, zodat u de topstang kunt aan-
koppelen.
7. Koppel de topstang met bouten aan het bovenste koppelings-
punt van het driepuntsaanbouwframe.
8. Borg de topstang met behulp van lunspennen.
9. Richt de machine zodanig dat de onderste koppelingspunten
van de machine de trekstanghaken van de tractor opnemen.
10. Til de driepuntshydraulica van de tractor zo ver op dat de trek-
stanghaken de kogelhulzen opnemen en automatisch vergren-
delen.
11. Til de fronttank op tot in de werkpositie.
12. Stuur personen uit de gevarenzone van de machine.
13. Controleer visueel of top- en trekstang correct zijn vergrendeld
voordat u wegrijdt.
Verwijder eventueel de transportinrichting bij aarbehandelingen of
hoge gewassen ter voorkoming van graanschade.
FT-P1502 BAG0237.2 07.22