4.8
4.9
110-0002-07NL
Cabineverduisteringen
→ Tijdens het rijden moeten de verduisteringen voor de voorruit, het portier-
raam en de ruit aan bijrijderszijde geopend, vergrendeld en beveiligd zijn.
→ De bediening van de verduistering in de cabine is in hoofdstuk „6.10 Ver-
duisteringssystemen" op pagina 79 beschreven.
Buitenspiegels
1
2
Afb. 24
Buitenspiegels
De instelbare voertuigspiegel kan via de schakelaar in de cabinedeur be-
diend worden.
→ Nadere gegevens en aanwijzingen over de spiegelverstelling (in het bij-
zonder voor het T-model)" vindt u in de bij dit voertuig meegeleverde ge-
bruiksaanwijzing van de voertuigfabrikant.
Tijdens het rijden
1
Instelbare voertuigspiegel
dodehoekspiegel
2
10800066
4
43