4.5
4.5.1
110-0002-07NL
Bestuurdersstoel en passagiersstoel
→ Draai alle draaistoelen in rijrichting en vergrendel deze. Tijdens het rijden
moeten de stoelen vergrendeld blijven. Draaien is niet toegestaan.
→ Naargelang model en uitrustingsvariant variëren de mogelijkheden van de
stoelverstelling.
Stoelverstelling standaardstoel
Afb. 15
Stoelverstelling standaardstoel
1 Stoelverstelling in lengterichting
2 Verstelbare armleuningen
3 Verstelbare rugleuningen
Bestuurdersstoel en passagiersstoel in rijpositie zetten:
1. De twee armleuningen omhoog zetten.
2. De bestuurdersstoel/bijrijdersstoel naar achteren of in de middelste stand
schuiven.
3. Druk de hendel (Afb. 15 en Afb. 16, pos. 4) naar boven.
4. Draai de stoel in rijrichting en vergrendel hem.
Armleuning aanpassen:
De armleuningen zijn traploos in de hoogte verstelbaar.
1. Draai het kartelwieltje (Afb. 15 en Afb. 16, pos. 2) tegen de wijzers van
de klok in.
2. Breng de armleuning tot de gewenste stand.
3. Draai het gekarteld wieltje met de wijzers van de klok mee tot aan de
aanslag.
→ Nadere gegevens en aanwijzingen over de bediening/afstelling van de
bestuurders- en bijrijdersstoel vindt u in de meegeleverde gebruiksaanwij-
zing van de fabrikant.
Tijdens het rijden
Afb. 16
Stoel met hoogteverstelling
4 Stoel draaien
5 Hoogte-instelling vooraan
6 Hoogte-instelling achter
4
37