Stand STOP
De stopstand is bedoeld voor gebruik
in een noodgeval. Indien zich een
noodgeval voordoet waarbij het noodza-
kelijk is de motor uit te zetten, zet u de
start-stopschakelaar in de stand STOP.
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar niet in de
stand AAN (ON) staan wanneer de
motor niet draait, omdat dit kan leiden
tot schade aan elektrische onderdelen
en het ontladen van de accu.
Let op
Hoewel
de
motorstopschakelaar
motor uitschakelt, worden hierdoor niet
alle elektrische circuits uitgeschakeld.
Dit kan leiden tot problemen met het
opnieuw starten van de motor door een
ontladen accu. Normaliter dient uitslui-
tend de contactschakelaar te worden
gebruikt om de motor te stoppen.
Stand RUN
De contactschakelaar moet in de stand
AAN (ON)staan en de start-stopscha-
kelaar moet in de stand DRAAIEN (RUN)
staan om met de motorfiets te kunnen
rijden.
Stand START
De stand START bedient de elektrische
startinrichting. Om de startinrichting
te kunnen inschakelen, moet de koppe-
lingshendel tegen de handgreep worden
getrokken.
Algemene informatie
Let op
Ook wanneer de koppelingshendel tegen
de handgreep is getrokken, werkt de
startinrichting niet indien de zijstan-
daard is uitgeklapt en er een versnelling
is ingeschakeld.
Modusknop (indien gemonteerd)
Met de modusknop kan de gaskle-
prespons
herhaaldelijk op de modusknop om
een van de rijmodi te selecteren (zie
pagina 49 voor meer informatie).
Alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
de
zetten, drukt u kort op de alarmknipper-
lichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact wordt uitgeschakeld, totdat
de
alarmknipperlichtschakelaar
wordt ingedrukt.
worden
afgesteld.
Druk
weer
63