Algemene informatie
Dagrijlichten (DRL) (indien
gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlicht-
schakelaar op dagrijlicht is
ingesteld, gaat het waarschu-
wingslampje voor dagrijlicht branden.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing, zie
pagina 42.
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het omge-
vingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Let op
Overdag
zorgt
ervoor dat de motorfiets beter zichtbaar
is voor andere weggebruikers.
In andere situaties moet het dimlicht
worden gebruikt, tenzij de verkeerssitu-
atie het gebruik van grootlicht mogelijk
maakt.
42
de
dagrijverlichting
Vrijloop
Het
voor de vrijloop geeft aan dat
de transmissie in de vrijloop-
stand staat (geen versnelling
ingeschakeld). Het waarschuwingslampje
gaat branden wanneer de transmissie in
vrijloop staat terwijl de contactschake-
laar in de stand AAN (ON) staat.
Waarschuwingslampje laag
brandstofpeil
Het controlelampje Laag brand-
stofpeil gaat branden wanneer
er nog circa 3 liter brandstof in
de tank aanwezig is.
Waarschuwingslampje
bandenspanning
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de banden-
spanning gaat branden.
Rij niet op de motorfiets tot de
banden gecontroleerd zijn en de juiste
bandenspanning
toestand.
Let op
Het
bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) is een optioneel accessoire dat
alleen beschikbaar is op modellen met
velgen van gietlegering.
waarschuwingslampje
hebben
in
koude