Algemene informatie
•
Druk nogmaals op de cruisecon-
trolknop
wanneer
kruissnelheid
cruisecontrol te activeren. Het crui-
secontrollampje in de toerenteller
gaat branden om aan te geven dat
cruisecontrol actief is.
Cruisecontrol uitschakelen
De cruisecontrol kan op een van de
volgende manieren worden uitgescha-
keld:
•
Helemaal naar voren draaien van de
gashendel.
•
Intrekken van de koppelingshendel.
•
Bedienen van de voor- of achterrem.
•
Verhogen van de snelheid door de
gashendel meer dan 60 seconden te
gebruiken.
Na deactivering dooft het cruisecontrol-
lampje in de toerenteller.
54
de
gewenste
is
bereikt
om
Tractiecontrole (TC)
de
Tractiecontrole dient niet als vervan-
ging van een gepaste rijstijl die is
afgestemd op de toestand van de weg
en de weersomstandigheden.
De tractiecontrole kan niet voorkomen
dat wielspin optreedt als gevolg van:
- Te hoge snelheid bij het inrijden van
bochten
- Accelereren bij een scherpe hellings-
hoek
- Remmen
- Tractiecontrole kan niet voorkomen
dat het voorwiel slipt.
Wanneer
punten niet wordt nageleefd, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Tractiecontrole helpt de grip op de weg
te behouden tijdens het accelereren op
natte of gladde wegen. Als de sensoren
detecteren dat het achterwiel zijn grip
op de weg verliest (slipt), treedt het
tractiecontrolesysteem in werking en
wijzigt het motorvermogen tot de grip
van het achterwiel is hersteld. Het
waarschuwingslampje van de tractie-
controle knippert tijdens de werking van
het systeem en de bestuurder kan een
verandering in het motorgeluid waar-
nemen.
Let op
Tractiecontrole werkt niet in geval van
een storing aan het ABS-systeem. In dat
geval branden de waarschuwingslampjes
voor de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Waarschuwing
een
van
bovenstaande