6.8.1
Beveiliging voor het rijden op de weg activeren en deactiveren
Bedieningshendel van de tractor
Beveiliging voor rijden op de openbare weg activeren:
(1) Bedieningshendel op de nulpositie vergrendelen. Indien een vergrendeling van de
bedieningshendel niet mogelijk is, de afsluitkraan in de hydraulische leiding voor het optillen sluiten
(zie gebruiksaanwijzing van de tractor).
De beveiliging voor het rijden op de weg is geactiveerd. Een onvrijwillige bediening van de
frontlader is niet meer mogelijk.
STOLL Base Control
Beveiliging voor rijden op de openbare weg activeren:
(1) De bedieningshendel (zie 6.1.3 STOLL Base Control) op de nulpositie vergrendelen.
De beveiliging voor het rijden op de weg is geactiveerd. Een onvrijwillige bediening van de
frontlader is niet meer mogelijk.
Direct Control
Beveiliging voor rijden op de openbare weg activeren:
(1) De bedieningshendel (zie 6.1.4 Direct Control) op de nulpositie vergrendelen.
De beveiliging voor het rijden op de weg is geactiveerd. Een onvrijwillige bediening van de
frontlader is niet meer mogelijk.
6.8.2
Lage doorgangen passeren
Bij bijv. bruggen, hoogspanningsleidingen of bomen kan de doorrijhoogte te klein zijn voor de opgetilde
frontlader. In dit geval moeten de volgende punten in acht worden genomen:
Lage doorgangen passeren:
(1) Voor de doorgang stoppen.
(2) Beveiliging voor het rijden op de weg deactiveren.
(3) Scheppen- en storten-functie gebruiken om evt. het besturingsapparaat op te warmen.
(4) Frontlader neerlaten.
(5) Doorgang passeren.
(6) Frontlader achter de doorgang optillen.
(7) Beveiliging voor rijden op de openbare weg activeren.
De doorgang is gepasseerd.
83
BEDIENING
B58FC1 0000000094 NL 006