4.5
Parallelgeleiding (P)
Bij de parallelgeleiding zorgen de
geleidingsstangen voor een constante uitrichting/
helling van het werktuig.
De functie is bijzonder geschikt voor het laden
van pallets en het stapelen van balen.
De functie is alleen uitvoerbaar bij
horizontaal of geschept werktuig.
4.6
Beveiliging tegen dalen
⚠
WAARSCHUWING
Gevaar voor letsels en ongevallen door kantelend werktuig!
De beveiliging tegen dalen verhindert alleen het neerlaten van de frontlader maar niet het onvrijwillige
storten van het werktuig. Personen die in de buurt van de last aanwezig moeten zijn, kunnen door
vallende lasten worden verwond.
Frontlader niet bewegen zolang er personen aanwezig zijn in de gevarenzone.
Optilprocedure pas beginnen als alle personen de gevarenzone verlaten hebben.
De beveiliging tegen dalen volgens EN 12525/A1 verhindert het plotseling dalen van de frontlader.
Deze wordt gebruikt voor werkzaamheden met opgetilde frontlader die de aanwezigheid van personen
in de werkzone van de machine vereisen.
De beveiliging tegen dalen is niet geschikt voor het gebruik van werkkooien waarmee mensen
getransporteerd worden.
De bedrijfstoestand van de beveiliging tegen dalen wordt weergegeven door de lamp op de
schakelkast. Als de lamp brandt, is de beveiliging tegen dalen geactiveerd. Als de lamp niet brandt, is
de beveiliging tegen dalen gedeactiveerd. In dit geval mogen er geen personen aanwezig zijn binnen
het werkbereik van de frontlader (zie 2.8 Gevarenzones). Bij geactiveerde beveiliging tegen dalen is de
optillen-functie mogelijk en de neerlaten-functie geblokkeerd.
41
Fig. 29
Parallelgeleiding
B58FC1 0000000094 NL 006
FUNCTIES
B0AJ