Optillen
De 2 cilinders voor het optillen worden
uitgeschoven en tillen zo de arm en het werktuig
op.
Zonder parallelgeleiding blijft de hoek tussen arm
en werktuig onveranderd, zodat de uitrichting van
het werktuig wordt veranderd.
Met parallelgeleiding verandert de hoek tussen
arm en werktuig, zodat het werktuig zijn
oorspronkelijke uitrichting behoudt.
Voor de beweging van het werktuig
zie 4.5 Parallelgeleiding (P).
Neerlaten
De 2 cilinders voor het optillen worden
ingeschoven en laten zo de arm en het werktuig
neer.
Zonder parallelgeleiding blijft de hoek tussen arm
en werktuig onveranderd, zodat de uitrichting van
het werktuig wordt veranderd.
Met parallelgeleiding verandert de hoek tussen
arm en werktuig, zodat het werktuig zijn
oorspronkelijke uitrichting behoudt.
Voor de beweging van het werktuig
zie 4.5 Parallelgeleiding (P).
37
2
2
3
3
Fig. 23
Optillen-functie
Legenda
1
Optillen-cilinder links en rechts
2
Arm
3
Werktuig
3
3
Fig. 24
Neerlaten-functie
Legenda
1
Optillen-cilinder links en rechts
2
Arm
3
Werktuig
B58FC1 0000000094 NL 006
FUNCTIES
1
1
B0AC
1
1
2
2
B0AD