Rijden
omgeving van de auto tijdens de manoeuvre in
de gaten kunt houden.
Tijdens de manoeuvre
Het systeem neemt de besturing van de auto
over. Het geeft instructies over de rijrichting bij
de start van de in- of uitparkeermanoeuvres bij
fileparkeren en bij bij alle manoeuvres bij het
haaks inparkeren.
Deze instructies worden weergegeven als een
symbool in combinatie met een melding:
"Rijd achteruit".
''Rijd vooruit''.
De
status van de manoeuvre wordt
aangegeven door deze symbolen:
Manoeuvre wordt uitgevoerd (groen).
Manoeuvre geannuleerd of
beëindigd (rood) (de pijlen geven
aan dat de bestuurder de controle over de auto
weer moet overnemen).
De maximaal toegestane snelheden tijdens de
manoeuvre worden met de volgende symbolen
aangegeven:
7 km/h bij het inparkeren.
7
5 km/h bij het uitparkeren.
5
Tijdens de manoeuvres draait het
stuurwiel snel rond: houd het stuurwiel
niet tegen en steek uw handen niet tussen de
spaken van het stuurwiel. Let op voorwerpen
die het draaien van het stuurwiel kunnen
140
hinderen (wijde kleding, sjaal, das, enz.)
- kans op letsel!
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer
in de gaten blijven houden, met name het
tegemoetkomende verkeer.
De bestuurder moet controleren of er zich
geen objecten of personen in de baan van de
auto bevinden.
De beelden van de camera('s) op het
touchscreen kunnen door het reliëf
worden vervormd.
In schaduwrijke gebieden, bij fel zonlicht of bij
weinig licht kan het beeld donkerder en met
minder contrast worden weergegeven.
De manoeuvre kan op ieder gewenst moment
definitief worden onderbroken, door de
bestuurder zelf of automatisch door het systeem.
Door de bestuurder:
– De bestuurder neemt de controle over de auto
weer over.
– De bestuurder schakelt de richtingaanwijzers
aan de tegenovergestelde zijde van die van de
manoeuvre in.
– De bestuurder maakt de veiligheidsgordel los.
– De bestuurder zet het contact af.
Onderbreking door het systeem:
– De snelheidslimiet wordt overschreden: 7
km/h tijdens inparkeermanoeuvres en 5 km/h
tijdens uitparkeermanoeuvres.
– De antispinregeling grijpt in op een glad
wegdek.
– Een van de portieren of de achterklep wordt
geopend.
– De motor slaat af.
– Storing in het systeem.
– Na 10 in- of uitparkeermanoeuvres bij
fileparkeren en na 7 manoeuvres bij haaks
inparkeren.
Wanneer de manoeuvre wordt onderbroken, dan
wordt automatisch de functie uitgeschakeld.
Het manoeuvreersymbool wordt in het rood
weergegeven in combinatie met de melding
"Manoeuvre geannuleerd" op het touchscreen.
Een melding verzoekt de bestuurder om de
controle over de auto weer over te nemen.
De functie wordt na een paar seconden
uitgeschakeld; dit lampje gaat uit en de
functie keert terug naar de oorspronkelijke
weergave.
Einde van de in- of
uitparkeermanoeuvre
De auto stopt zodra de manoeuvre is voltooid.
Het manoeuvreersymbool wordt in het rood
weergegeven in combinatie met de melding
"Manoeuvre voltooid" op het touchscreen.
De uitschakeling van de functie wordt
bevestigd door het doven van dit lampje
in combinatie met een geluidssignaal.
Bij het inparkeren is het mogelijk dat de
bestuurder de manoeuvre moet voltooien.