Modusregelaar (Drive Mode)
Er kunnen drie verschillende bedrijfsmodi worden ingesteld.
- Normaal
- Power (bij volledige lading en bij steile afdalingen)
- Eco
- De boordelektronica zorgt m.b.t. de ingestelde modus voor
de meest gunstige rijprestaties.
- De actieve modus wordt weergegeven op het dashboard.
- Na het starten is het systeem altijd ingesteld op de
normale functie.
Het voertuig mag nooit worden verlaten terwijl de versnel-
lingspook in stationaire stand (N) staat.
Houd in een stilstaand voertuig met ingeschakelde versnelling
altijd het rempedaal ingedrukt tot het moment dat men weer
wegrijdt: laat dan het rempedaal los en geef langzaam gas.
Aanbevolen wordt het aandrijfmechanisme bij langdurige
stilstand bij een draaiende motor in de stationaire stand (N)
te schakelen.
Het gaspedaal mag niet worden gebruikt om het voertuig
op één en dezelfde plaats te houden (bijv. op een helling).
Gebruik in plaats daarvan het rempedaal en trap pas bij het
wegrijden het gaspedaal in.
Bij een ingeschakelde achteruitversnelling (R) mag uitsluitend
in de eerste versnelling wordt geschakeld – of omgekeerd – als
het voertuig helemaal stilstaat en het rempedaal is ingetrapt.
Meer informatie is te vinden in de gebruiksaanwijzing van het
basisvoertuig. Maak u vóór de eerste rit beslist vertrouwd met
de schakelmodi van de automatische transmissie.
3. Chassis
25