134
9. Gas
Hoofdstuk 9: Gas
9.1 Algemene veiligheidsinstructies voor het
gebruik van vloeibaar-gasinstallaties
De gaswerkdruk bedraagt 30 mbar.
Het gebruik van de verwarming is verboden tijdens het rijden!
Uitzondering:
Het voertuig is optioneel voorzien van een gasdrukregelaar
voor tijdens het rijden (bijv. Control CS).
Keuring van de gasinstallatie
• Laat vloeibaar-gasinstallaties keuren door een deskundige
alvorens ze in gebruik te nemen.
• De keuring van de gasinstallatie moet overeenkomstig de
nationale voorschriften regelmatig door een vloeibaargas-des-
kundige worden herhaald (bijv. in Duitsland eens in de 2 jaar).•
Ook regelaars, slangen en leidingen voor verbrandingsgassen
moeten worden gekeurd.
• De veiligheidsregelaars en de slangleidingen moeten na ui-
terlijk 10 jaar worden vervangen, hogedrukslangen na 5 jaar
(vanaf de productiedatum). Zodra er in de slang scheurtjes,
poreuze plekken e.d. worden geconstateerd, moet hij onmid-
dellijk worden vervangen.
• Ook de aansluitslang moet regelmatig op beschadigingen
worden gecontroleerd.
Als het vermoeden bestaat dat er gas vrijkomt, moeten
onmiddellijk de volgende maatregelen worden genomen:
• Sluit de hoofdafsluiter van de gasfles.
• Ontstekingsbronnen als open vuur of roken zijn ten
strengste verboden.
• Ventileer de ruimtes.
• Ontruim de gevarenzone.
• Stel de directe omgeving (terreinbeheerder) en zo no-
dig de brandweer op de hoogte.
De gasinstallatie mag pas weer in gebruik worden genomen
nadat deze is gecontroleerd door een deskundige.
Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen
• Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen aan de gasinstallatie
mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een vloeibaar-
gas-deskundige.
• Er mogen uitsluitend apparaten worden gebruikt met een
uniforme aansluitdruk van 30 mbar.
• Bij elk verandering van of aan de gasinstallatie moet de in-
stallatie opnieuw gekeurd worden door een erkend installa-
teur en is een schriftelijk keuringsrapport vereist.