PinP-instellingen configureren
Configureer instellingen voor de functie PinP (Picture-in-
Picture - beeld-in-beeld).
Raadpleeg "Beelden van vitale functies overlappen
(PinP)" (pagina 56) voor meer informatie over de PinP-
functie.
1
Geef het tabblad [PinP] weer en configureer de
volgende instellingen.
[PinP]
Kies of u het RGB-invoersignaal als PinP wilt laten
overlappen.
U kunt kiezen uit [Not Used], [Ch1], [Ch2] en
[Ch1+Ch2].
Wanneer u [Ch1+Ch2] selecteert, wordt het RGB-
invoersignaal bovenop beide signalen van kanaal 1 en
2 weergegeven.
De standaardinstelling is [Not Used].
Tip
Wanneer [Ch2 Rec] en [Streaming] zijn ingesteld op
[Not Used] op het tabblad [Rec/Streaming], wordt het
beeld niet bovenop het beeld van kanaal 2
weergegeven. Zelfs als u [Ch1+Ch2] selecteert,
wordt het beeld alleen bovenop dat van kanaal 1
weergegeven.
[Position]
Selecteer de positie van de overlappende beeld.
U kunt kiezen [Upper Left], [Upper Right], [Lower
Left] en [Lower Right].
De standaardinstelling is [Upper Left].
[Size]
Selecteer de grootte van de overlappende beeld.
U kunt kiezen uit [1/3] en [1/4].
De standaardinstelling is [1/4].
2
Na het configureren selecteert u [Apply] en drukt u op
de knop ENTER.
Het venster [Settings] verschijnt weer.
Functietoetsen
Wanneer u de eenheid gebruikt, kunt u bepaalde functies
(opnemen, afspelen e.d.) toewijzen aan de functietoetsen
(F1 t/m F12) bovenaan een USB-toetsenbord en deze
functies uitvoeren met één druk op de knop.
Wij raden aan om vaak gebruikte functies toe te wijzen,
op basis van uw werkomgeving.
Tip
Wilt u alleen kanaal 2 gebruiken zonder aanraakscherm,
dan moet u de functies voor kanaal 2 vooraf toewijzen aan
functietoetsen. Niet alle functies voor kanaal 2 kunnen
echter worden uitgevoerd met de functietoetsen.
Functietoetsen gebruiken
Tip
De functietoetsen zijn alleen ingeschakeld wanneer de
modus [Hard Keyboard] is ingeschakeld.
1
Druk op de knop MENU.
Het venster [MENU] verschijnt.
2
Selecteer [Settings] en druk op de knop ENTER.
Het venster [Settings] verschijnt.
3
Selecteer [System Admin Settings] en druk op de
knop ENTER.
Het venster [System Admin Settings] verschijnt.
4
Selecteer [Device Settings] en druk op de knop
ENTER.
Het venster [Device Settings] verschijnt.
5
Geef het tabblad [Device 2] weer en stel [Keyboard
Mode] in op [Hard Keyboard].
6
Selecteer [Advanced] voor [Keyboard Mode] en druk
op de knop ENTER.
Het instellingenvenster [Advanced] voor de
functietoetsen verschijnt.
7
Selecteer de selectievakjes van de benodigde
functietoetsen, selecteer [Edit] en druk op de knop
ENTER.
41