9.2.3
Reiniging van de luchtin- en uitlaat.
9.2.4
Reiniging van de buitenkant
7681853 - v.05 - 17102023
Gevaar
Zorg er altijd voor dat het apparaat is losgekoppeld van de
stroomvoorziening voordat u het opent en reinigt.
Waarschuwing
Onderdelen en vloeistoffen kunnen heet zijn.
1. Sluit het spoelapparaat rechtstreeks aan op de aanvoer- en
retourleidingen van de condensor van de warmtepomp.
2. Spoel de condensor in tegengestelde richting van de doorstroming.
2.1. Plaats een filter om de warmtewisselaar schoon te houden en
storingen te voorkomen.
3. Bevestig de aanvoer- en retourleidingen opnieuw aan beide
warmtewisselaars.
4. Zorg ervoor dat de waterdruk in het systeem op het vereiste niveau
ligt.
5. Verwijder alle lucht uit het systeem.
6. Plaats het zijpaneel.
7. Plaats de schroeven om het zijpaneel te bevestigen.
8. Schakel de stroom weer in.
Zie ook
Toegang tot de verwarmingszijde, pagina 37
Opgelet
Houd de luchtinlaat-/aanzuigruimte en de luchtuitlaatruimte altijd
vrij van ijs en sneeuw zodat er voldoende luchtvolume is.
Belangrijk
Reinig de ventilatoren, verdampers en condensaatafvoer aan
het begin van elke verwarmingsperiode.
Controleer de condensaatcollector regelmatig en reinig deze
indien nodig om een goede afvoer te garanderen.
Waarschuwing
Zorg er altijd voor dat het apparaat is losgekoppeld van de
stroomvoorziening voordat u het opent en reinigt.
1. Verwijder het zijpaneel van de luchtzijde.
2. Reinig de binnenzijde van de warmtepomp.
Opgelet
Gebruik geen scherpe of harde voorwerpen om schade aan de
verdamper en de condensaatbak te voorkomen.
3. Plaats het zijpaneel.
4. Plaats de schroeven om het zijpaneel te bevestigen.
5. Schakel de stroom weer in.
Zie ook
Toegang tot de luchtzijde, pagina 37
Opgelet
Gebruik geen reinigingsmiddelen die soda, zuren, zand of chloor
bevatten om het oppervlak te beschermen.
1. Reinig de externe onderdelen van het apparaat met een vochtige
doek en gebruikelijke schoonmaakmiddelen.
9 Onderhoud
39