Toebehoren aansluiten
12.3 Toonfrequentieontvanger
De Solar-Log™-apparaten van de "PM+"-serie beschikken over een extra 6-polige interface, waarop max.
twee toonfrequentieontvangers resp. externe installaties met ieder 4 potentiaalvrije contacten aangesloten
kunnen worden.
Bekabeling
De aansluiting van het relaiscontact van de toonfrequentieontvanger op de Solar-Log™ PM+ vindt plaats
via de 6-polige "PM+"-interface aan de bovenkant van de Solar-Log™.
Afb.: 6-polige "PM+"-interface
De door de netexploitanten gebruikte toonfrequentieontvangers gebruiken verschillende aantallen relais.
Deze relais zijn verschillend aangeduid en staan voor verschillende verlagingsniveaus en/of verschuivings-
factoren cos Phi.
Om een zo groot mogelijke flexibiliteit mogelijk te maken, kunnen de van de netexploitant aangegeven
verlagingsniveaus en de signalering van de toonfrequentieontvanger via maximaal vier digitale ingangen
van de Solar-Log™ geanalyseerd worden.
Om ervoor te zorgen dat de Solar-Log™ PM+ de signalen van de toonfrequentieontvanger kan analyseren,
moeten deze met de regelspanning (voor het werkelijke vermogen of blindvermogen) vanuit de "PM+"-in-
terface worden bekabeld. De regelcontacten zijn normaliter als maakcontact uitgevoerd; d.w.z. de contac-
ten worden voor het betreffende commando gesloten.
Voor commando's van het werkelijk vermogen moet de regelspanning van pen 1 worden gebruikt
Voor commando's van het blindvermogen moet de regelspanning van pen 6 worden gebruikt
Deze regelspanning wordt naar de basis van het betreffende relais geleid, de uitgang van het relais (maak-
contact) wordt dan naar een digitale ingang van de "PM+"-interface gevoerd.
Afb.: Basisprincipe bekabeling "PM+"-interface met toonfrequentieontvanger voor commando's van het werkelijk
vermogen
Bijlage
Voorbeelden voor het aansluiten van toonfrequentieontvangers vindt u in de
van deze installatie-
handleiding.
43