24.4 Netwerk (alleen Solar-Log 1000 en 2000)
De functie Netwerk kan worden toegepast als de interfaces van een Solar-Log™ niet toereikend zijn of de
kabellengtes tussen de Solar-Log™ en de verschillende omvormers de specificaties van de RS485 over-
schrijden.
Bij een netwerk moet tussen de dataloggers een ethernetverbinding worden opgebouwd. Deze TCP/
IP-verbinding kan met de verschillende technologieën (glasvezel, W-LAN, telecommunicatie, ....) worden
opgebouwd; voor de functie van het Solar-Log™-netwerk is alleen relevant dat deze verbinding snel en
betrouwbaar is.
Binnen het Solar-Log™-netwerk moet de master altijd een Solar-Log 2000 PM+ zijn. Voor de slaves kan de
Solar-Log 2000 worden gebruikt.
Het netwerk van de Solar-Log™-apparaten dient voor het uitwisselen van besturingscommando's en terug-
meldingen.
De overdracht van de opbrengstgegevens naar een server moet van iedere Solar-Log™ afzonderlijk plaats-
vinden.
Procedure:
•
Configuratie onder
Configuratie | Voedingsmanagement | Netwerk
•
IP-adres
van de eerste slave
•
Klik met de muis naast een invoerveld.
•
Het masker voor de invoer van IP-adressen breidt zich uit bij iedere adresinvoer.
•
Er kunnen
maximaal 9 slaves
•
Instellingen
OPSLAAN
Afb.: Confi guratie Solar-Log™-netwerk
Aanwijzing
Is in de master/slave-modus op de master geen omvormer aangesloten, moet de installa-
tieparameter onder
verwachte jaar onder
invoeren
.
in een netwerk actief zijn.
Configuratie | Voedingsmanagement | Installatieparameter
Configuratie | Installatie | Prognose
Voedingsmanagement
oproepen.
en het
op 0 geconfigureerd worden.
161