10
Montage en gebruik
10.1 Loopwagen
21
Figuur 19: Bedieningselementen op de loopwagen
De vergrendeling (20) wordt gebruikt om de loopwagen uit het gebied van het zaagblad te bewegen (voorbij de
aanslag) tijdens een zaagbladwissel (voor meer informatie zie sectie 19.1).
Als de machine langere tijd niet wordt gebruikt, moet de loopwagen in een middenpositie wor-
den gezet om te voorkomen dat de rollen worden ingedrukt.
De loopwagen mag tijdens het zagen niet vergrendeld zijn.
10.2 Parallelgeleider
De parallelgeleider wordt gebruikt om het werkstuk vanaf de achterkant van de machine (rechts van het zaag-
blad) aan te voeren. Bij levering van de formaatzaag is de parallelgeleider al gemonteerd. Alleen de aluminium
geleiderail (16) moet nog worden bevestigd.
16
a
b
Figuur 20: Parallelgeleider monteren
De werking van de parallelgeleider wordt gedetailleerd beschreven in het hoofdstuk 14.
Belangrijk: Neem voor het gebruik van de parallelgeleider ook de waarschuwingen voor geva-
ren in de secties
BA_PH_690-200_NL_41-23.docx
20
Aluminium geleiderail voor normale zaagsnede monteren:
17
Aluminium geleiderail voor diagonale zaagsnede monteren:
19
Let op! Risico op verplettering tussen geleiderail
(4) en railsteun (b).
5.5.3,
5.5.4 en
5.5.5.
Bij levering van de formaatzaag is de loopwagen al
gebruiksklaar gemonteerd.
• Grendel (21) losmaken (uittrekken).
• Beweeg de loopwagen in de gewenste positie.
• Sluit (druk in) de grendel (21). Het kan zijn dat
je de loopwagen iets naar voren of naar achte-
ren moet bewegen om het slot goed te laten
vastklikken.
• Schuif de geleiderail (16) zo ver
mogelijk op de twee bouten (a) van de
railsteun (b). De doorsnede moet eruit
zien zoals op de foto links.
• Zet de geleiderail vast met de klem-
hendel (19). De parallelgeleider is nu
klaar voor gebruik.
• Geleiderail (16) 90° gedraaid op de
railsteun (b) schuiven en met de
klemhendel (19) vastzetten. De doorsnede
moet eruit zien zoals op de foto links.
40