. Afdrukken
1.
Schakel de printer in en plaats het papier.
2.
Schakel de camera in.
Hierdoor wordt het afdruk menuscherm weergegeven.
3.
Selecteer d.m.v. [8] en [2] "Papierformaat" en druk daarna op [6].
4.
Selecteer d.m.v. [8] en [2] een papierformaat en druk daarna op [SET]
(instellen).
• Hieronder volgen de beschikbare papierformaten.
3.5"×5", 5"×7", 4"×6", A4, 8.5"×11", Met printer
• Door selecteren van "Met printer" wordt afgedrukt op het papierformaat dat op
de printer wordt geselecteerd.
• Zie de documentatie die meegeleverd wordt met uw printer voor informatie
aangaande de instellingen voor het papier.
5.
Specificeer d.m.v. [8] en [2] de gewenste afdrukoptie.
1 Beeld
: Drukt één beeld af. Selecteer en druk daarna op [SET] (instellen).
Selecteer d.m.v. [4] en [6] het bestand dat u wilt afdrukken.
DPOF afdr.: Drukt meerdere beelden af. Selecteer en druk daarna op [SET]
(instellen). Met deze optie worden beelden in overeenstemming met
de DPOF instellingen (pagina 143).
• Druk op [0] (Film) om de datumafstempeling beurtelings in en uit te schakelen.
De datumafstempeling wordt afgedrukt wanneer "Aan" op het beeldscherm
getoond wordt.
6.
Selecteer "Afdrukken" d.m.v. [8] en [2] en druk daarna op [SET]
(instellen).
Het afdrukken start en de boodschap "Bezig... Even geduld a.u.b..." verschijnt op
het beeldscherm. Deze boodschap zal na een poosje verdwijnen hoewel het
afdrukken nog steeds uitgevoerd wordt. Door op willekeurig welke toets van de
camera te drukken zal de afdrukstatus opnieuw verschijnen. Het
afdrukmenuscherm verschijnt opnieuw nadat het afdrukken is voltooid.
• Als u "1 Beeld" selecteerde kunt u de procedure vanaf stap 5 herhalen als u dat
wilt.
7.
Nadat het afdrukken voltooid is, schakel de camera uit en verbreek de
aansluiting van de USB kabel van de printer en van de camera.
142
Afdrukken