6.4
Start van de brander
Sluit de thermostaten/drukschakelaars en controleer of de signa-
lering 2)(Afb. 6 op pag. 14) oplicht.
Positioneer de keuzeschakelaar 1)(Afb. 30) in positie "MAN".
Start van motor ventilator. De brander is niet voorzien van een
controlemechanisme van de sequentie van de fasen, waardoor
de rotatie van de motor niet correct zou kunnen zijn.
Wanneer de brander in werking wordt gesteld, moet u zich voor
de koelventilator van de motor van de ventilator stellen en contro-
leren of deze linksom draait, of in de richting van de pijl zoals is
aangeduid in de afbeelding (beschrijving brander).
Als dit niet het geval mocht zijn:
plaats de schakelaar van 1) Afb. 30 in positie "OFF" en
wacht tot de controledoos de fase van de uitschakeling uit-
voert;
schakel de stroomtoevoer naar de brander uit om-
dat deze handeling moet uitgevoerd worden wan-
neer de stroomtoevoer uitgeschakeld is;
GEVAAR
keer de fasen op de driefasige voeding om;
herhaal de startprocedure.
6.5
Ontsteking van de brander
Indien de motor start, maar de vlam verschijnt niet en de brander
wordt vergrendeld, moet ontgrendeld worden en moet gewacht
worden op een nieuwe poging om te starten.
De brander kent twee soorten vergrendelingen:
Vergrendeling van de brander: het oplichten van de knop
(lichtsignaal) van de controledoos 2)(Afb. 6 op pag. 14) geeft
aan dat de brander vergrendeld is. Zie "Nadelen - Oorzaken
- Oplossingen aangegeven door de LED-indicatoren" op
pag. 37 voor de oorzaken van de vergrendeling. Druk om te
ontgrendelen op de drukknop 2)(Afb. 6 op pag. 14). Zie ont-
grendeling controledoos.
6.6
Afstelling van de lucht / brandstof
De synchronisatie van de lucht/brandstof gebeurt via een servo-
motor 1)(Afb. 31) die rechtstreeks op de luchtkleppen is gemon-
teerd, en via een nok met variabel profiel 2) en een
stangenstelsel op de gassmoorklep handelt.
LET OP!
BEWEGENDE DELEN
GEVAAR OP VERPLETTERING VAN DE LEDE-
MATEN
Het valt aan te raden, om lekken te beperken en een breed ijkings-
veld te hebben, om de servomotor aan het gebruikte maximumver-
mogen in te stellen, zo dicht mogelijk bij de maximum opening (90°).
De partialisatie van de lucht in functie van het maximum verbran-
dingsdebiet gebeurt door de regeling van de branderkop te wijzi-
gen ("Afstelling van de branderkop" op pag. 21).
In de gassmoorklep wordt de brandstof gesmoord in functie van
het gevraagde potentieel, als de servomotor helemaal openstaat,
door middel van de drukstabilisator op de gasstraat.
20153492
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Controleer of de lampjes of de testers, aangeslo-
ten op de elektromagnetische kleppen, of de con-
trolelampjes op de elektromagnetische kleppen
zelf afwezigheid van spanning aangeven.
OPGELET
Geven deze spanning aan, stop dan de brander
onmiddellijk en controleer de elektrische verbin-
dingen.
1
2
Vergrendeling motor door ingreep thermische relais: als
gevolg van een foute ijking van het thermische relais of pro-
blemen met de motor of de hoofdzakelijke voeding. Druk om
te ontgrendelen op de knop van het thermische relais, zie
paragraaf 4.15 op pag. 17.
In geval de brander niet wordt ingeschakeld, is het mogelijk dat
het gas de verbrandingskop niet bereikt binnen de veiligheidstijd
van 3 s. Verhoog dan het gasdebiet bij de ontsteking.
De U-vormige manometer geeft aan wanneer het gas de mof be-
reikt (Afb. 28).
Na de ontsteking moet de brander volledig afgesteld worden.
20071254
28
NL
20156532
AUT
MAN
+
-
Afb. 30
Afb. 31