6
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
6.1
Aantekeningen over de veiligheid bij de eerste inbedrijfstelling
De eerste inbedrijfstelling van de brander moet
uitgevoerd worden door bevoegd personeel vol-
gens de uitleg in deze handleiding en conform de
van kracht zijnde normen en wetsbepalingen.
OPGELET
6.2
Afstellingen vóór de ontsteking
De regeling van de branderkop wordt al beschreven op pag. 21.
Andere nog uit te voeren afstellingen zijn:
Het openen van de manuele ventielen die vóór de gasstraat
geplaatst zijn.
Stel de minimumgasdrukschakelaar af op het schaalbegin.
Stel de maximumgasdrukschakelaar af op het schaaleinde.
Stel de luchtdrukschakelaar af op het schaalbegin.
Ontlucht de gasleiding.
Het wordt aangeraden om de ontsnapte lucht met een plastic
leiding buiten het gebouw te brengen tot men het gas ruikt.
Monteer een U-vormige manometer of een manometer van
het differentiële type (Afb. 28) met koppeling (+) op de gas-
druk van de mof en (-) in de verbrandingskamer.
Dit dient om het maximumvermogen van de brander bij
benadering te meten door middel van Tab. K.
Sluit in een parallelschakeling met de twee elektromagneti-
sche gaskleppen twee lampjes of testers aan om het juiste
moment te zien waarop ze onder spanning komen. Deze
handeling is niet nodig als beide elektromagnetische klep-
pen voorzien zijn van een controlelampje dat de elektrische
spanning aangeeft.
6.3
Regeling servomotor
De servomotor (Afb. 29) regelt tegelijkertijd de luchtklep, en de
gassmoorklep door middel van de mechanische nok met variabel
profiel. Rotatie van 90° in 30 s.
Dankzij de in de fabriek afgestelde regeling van de 6 nokken
waarmee deze uitgerust is, kan de eerste ontsteking uitgevoerd
worden. Controleer enkel of deze zijn zoals hieronder wordt aan-
geduid. In geval van een wijziging moet het volgende uitgevoerd
worden voor elke nok:
Nok I
(ROOD): 90° (gelijk voor alle modellen)
Beperking van de rotatie naar het maximum.
In geval van een wijziging mag absoluut niet voor-
bij 90° geregeld worden.
OPGELET
Nok II
(BLAUW): 0° (gelijk voor alle modellen)
Beperking van de rotatie naar het minimum.
Wanneer de brander is uitgeschakeld, moeten de
luchtklep en de gassmoorklep gesloten zijn: 0°
Er wordt aanbevolen om geen regelingen uit te
voeren.
Nok III
(ORANJE): (zie Tab. L)
Regeling van de positie van de ontsteking en MIN
vermogen.
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Controleer of de mechanismen voor regeling, be-
diening en veiligheid correct functioneren.
OPGELET
Voor de opening van de brander wordt
verwezen naar de paragraaf "Veiligheidstest -
met gesloten gastoevoer" op pag. 33.
OPGELET
Voordat de brander wordt aangeschakeld, wordt
aanbevolen de gasstraat zodanig af te stellen dat
de ontsteking plaatsvindt in optimale veiligheids-
omstandigheden en dus met een zeer zwak gas-
VOORZICHTIG
debiet.
20071253
Nok IV-V-VI (GEEL/ZWART/GROEN):
Niet gebruikt, hebben geen enkele invloed op de
werking van de brander.
IJKING
RS 310/M RS 410/M
NOK 3
5°
(ORANJE)
20074577
27
NL
Afb. 28
RS 510/M
RS 610/M
5°
5°
15°
Tab. L
Afb. 29
20153492