5.10
Afstelling van de drukschakelaars
5.10.1 Drukschakelaar lucht - controle CO
Voer de regeling van de luchtdrukschakelaar uit nadat alle
andere
branderafstellingen
luchtdrukschakelaar afgesteld op het begin van de schaal
(Afb. 39).
Verhoog de regelingsdruk wanneer de brander in de 1ste
vlamgang werkt en draai daarvoor het daarvoor bestemde knopje
langzaam met de klok mee tot de brander vergrendelt.
Draai daarna het knopje met 20% van de afgestelde waarde
tegen de klok in. Start de brander opnieuw en controleer of de
start normaal verloopt.
Als de brander opnieuw vergrendelt, draai dan het knopje nog
een klein beetje tegen de klok in.
volgens de norm moet de luchtdrukschakelaar
beletten
dat
verbrandingsgassen boven 1% (10.000 ppm) ligt.
LET OP
Breng om dit te controleren plaatst u een
rookgasanalysator in het rookkanaal, sluit traag
de aanzuigopening van de ventilator (b.v. met een
kartonnetje) en ga na of de brander vergrendelt
alvorens
verbrandingsgassen 1% overschrijdt.
De geïnstalleerde luchtdrukschakelaar kan op een "differentiële"
manier werken als hij op twee leidingen wordt aangesloten.
Indien een sterke verlaging in de verbrandingskamer, tijdens de
voorventilatie, het onmogelijk maakt voor de luchtdrukschakelaar
om om te schakelen, kan de omschakeling worden verkregen
door een tweede leiding aan te brengen tussen de
luchtdrukschakelaar en de aanzuigopening van de ventilator. Op
deze manier zal de drukschakelaar als een differentiële
schakelaar functioneren.
het
differentieelluchtdrukschakelaar
toegelaten bij industriële toepassingen en als de
nationale
LET OP
luchtdrukschakelaar enkel de werking van de
ventilator controleert, zonder grenswaarden voor
het CO-gehalte.
5.10.2 Minimumgasdrukschakelaar
Het doel van de minimum gasdrukschakelaar is te voorkomen
dat de brander niet correct werkt wegens een te lage gasdruk.
Stel de minimum gasdrukschakelaar af (Afb. 40) na de brander,
de gaskleppen en de stabilisator van de helling afgesteld te heb-
ben.
Terwijl de brander aan het maximumvermogen werkt:
–
installeer een manometer stroomafwaarts van de stabilisator
van de helling (bv. op de gasdrukinlaat bij de verbrandings-
kop van de brander);
–
partialiseer de handbediende gasklep langzaam totdat de
manometer een drukdaling van ongeveer 0,1 kPa (1 mbar)
aangeeft. Controleer in deze fase de CO-waarde, die altijd la-
ger moet zijn dan 100 mg/kWh (93 ppm).
–
Verhoog de instelling van de drukschakelaar tot hij doorslaat,
waardoor de brander uitschakelt;
–
verwijder de manometer en sluit de kraan van de voor de me-
ting gebruikte drukkraan;
–
open de manuele gaskraan volledig.
1 kPa = 10 mbar
LET OP
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
gedaan
zijn,
met
het
CO-gehalte
het
CO-gehalte
in
gebruik
van
is
normen
toelaten
dat
de
in
de
de
een
enkel
de
33
NL
D3854
Afb. 39
D3855
Afb. 40
20148656