5.4
Regelingen vóór de ontsteking (gas)
De regeling van de branderkop wordt al beschreven op pag. 20.
Andere nog uit te voeren afstellingen zijn:
open de manuele ventielen die vóór de gasstraat geplaatst
zijn.
Stel de minimum gasdrukschakelaar af op het schaalbegin
(Afb. 40 op pag. 33).
Stel de luchtdrukschakelaar af op het schaalbegin (Afb. 39
op pag. 33).
Ontlucht de gasleiding. Het wordt aangeraden om de
ontsnapte lucht met een plastic slang buiten het gebouw te
brengen tot men het gas ruikt.
Monteer een U-vormige manometer (Afb. 35) op het
gasdrukafnamepunt van de mof.
Dit dient om het maximumvermogen van de brander in de
2de vlamgang bij benadering te meten door middel van Tab.
K op pag. 25.
Parallel aan de elektromagnetische kleppen VR1 en VS
twee lampjes of testers aansluiten om het juiste moment te
zien waarop ze onder spanning komen. Deze handeling is
niet nodig als beide elektromagnetische kleppen voorzien
zijn van een controlelampje dat de elektrische spanning
aangeeft.
5.5
Start brander (gas)
We raden aan om de brander eerst af te stellen
voor werking met stookolie en vervolgens voor
werking met gas.
LET OP
Voer de brandstofomschakeling uit als de brander
uitstaat.
Sluit de afstandsbedieningen af en:
zet de schakelaar 1)(Afb. 33 op pag. 29) in positie
"BRANDER AAN";
zet de schakelaar 2)(Afb. 33 op pag. 29) in positie "1ste
VLAMGANG":
zet de keuzeschakelaar van de brandstof in positie "GAS"
(Afb. 36).
Zodra de brander start controleer of de lampjes of de testers
aangesloten
op
de
elektromagnetische
controlelampjes
op
de
afwezigheid van spanning aangeven. Geven deze spanning aan,
stop dan de brander onmiddellijk en controleer de elektrische
verbindingen.
5.6
Ontsteking van de brander
Nadat de eerder beschreven procedure is uitgevoerd, zou de
brander ingeschakeld moeten zijn.
Indien de motor start, maar de vlam verschijnt niet en de brander
wordt vergrendeld, moet ontgrendeld worden en moet gewacht
worden op een nieuwe poging om te starten.
In geval de brander niet wordt ingeschakeld, is het mogelijk dat
het gas de verbrandingskop niet bereikt binnen de veiligheidstijd
van 3 s; in dit geval is het noodzakelijk om het gasdebiet te
verhogen bij ontsteking.
De U-vormige manometer geeft aan wanneer het gas de mof
bereikt (Afb. 35).
20148656
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
kleppen,
elektromagnetische
kleppen
Voordat de brander wordt ingeschakeld, wordt
aanbevolen om de gasstraat zodanig af te stellen
dat
veiligheidsomstandigheden en dus met een zeer
VOORZICHTIG
zwak gasdebiet.
of
de
zelf
In geval de brander nog wordt vergrendeld, wordt verwezen naar
het hoofdstuk "Nadelen - Oorzaken - Oplossingen aangegeven
door de LED-indicatoren" op pag. 42.
Indien de brander uitvalt, mag deze niet meer dan
twee maal achtereenvolgens ontgrendeld worden
om schade aan de installatie te vermijden. Als de
brander de derde maal vergrendeld wordt, moet
LET OP
de assistentiedienst gecontacteerd worden.
Indien de brander nog wordt vergrendeld of
andere defecten vertoont, mogen de ingrepen
uitsluitend uitgevoerd worden door bevoegd
verklaard en gespecialiseerd personeel, volgens
GEVAAR
de aanduidingen in deze aanwijzingen en in
overeenstemming
wetsbepalingen.
Na de ontsteking moet de brander volledig afgesteld worden.
30
NL
de
ontsteking
plaatsvindt
20141121
OFF
OIL
GAS
met
de
normen
in
optimale
20160764
Afb. 35
Afb. 36
en
de