nl
Het wapeningsijzer ligt op de middellijn van de scanner en kan op het oppervlak met een PUA 70 markeerstift
worden gemarkeerd. De nauwkeurigheid van de dieptemeting kan vergroot worden wanneer de juiste diameter van
het wapeningsijzer wordt ingevoerd of wordt overgegaan op de meetmodus met exacte dieptebepaling (zie 7.2.5.2)
7.2.5.2 Quickscan met exacte dieptebepaling
De meetmodus quickscan met exacte dieptebepaling wordt geselecteerd door op de bevestigingstoets te drukken.
De juiste diameter moet bekend zijn en worden ingegeven.
Bovendien moet de ijzerafstand ingevoerd worden wanneer deze in het gebied 36 mm≦s≦120 mm ligt (zie 4.3). Dit
kan worden gevonden in de kaartgegevens of door sleuven bevestigd worden of met Quickscan-detectie worden
gemeten.
AANWIJZING
IJzerafstanden met s≦36 mm (zie 4.3) kunnen niet worden gemeten.
De ijzerafstand kan met de functie Quickscan-detectie automatisch berekend worden, doordat naar het ijzermiddelpunt
wordt gezocht en boven het midden van de positie op de rode registratietoets wordt gedrukt. Nu wordt het volgende
ijzermiddelpunt gezocht en weer op de registratietoets gedrukt. De ijzerafstand wordt automatisch opgeslagen en
overgenomen.
17