Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
6.6.1
Afstelling van de brander
Om een optimale afstelling van de brander te verkrijgen, is het
noodzakelijk de verbrandingsgassen te analyseren aan de
uitgang van de ketel.
Ga in volgende volgorde te werk:
1 - Vermogen bij de ontsteking
2 - MAX Vermogen
3 - MIN Vermogen
4 - Tussenliggende vermogens
5 – Luchtdrukschakelaar
6 - Maximumgasdrukschakelaar
7 - Minimum gasdrukschakelaar
6.6.2
Vermogen bij de ontsteking
De ontsteking dient te worden uitgevoerd op een vermogen dat
lager is dan het max. werkingsvermogen. De norm voorziet dat
voor deze brander het vermogen bij de ontsteking gelijk aan of
lager dan 1/3 van het maximum werkingsvermogen moet zijn.
Voorbeeld: MAX-bedrijfsvermogen 8010 kW.
Het vermogen bij de ontsteking moet gelijk aan of hoger zijn dan:
2670 kW met ts = 3 s.
Om het vermogen te meten bij de ontsteking:
Koppel de stekker-stopcontact 23)(Afb. 5 op pag. 12) op de
kabel van ionisatiesonde los (de brander slaat aan en
vergrendelt na de veiligheidstijd).
10 ontstekingen met daaropvolgende vergrendelingen
uitvoeren.
Op de teller de hoeveelheid verbrand gas aflezen.
Deze waarde moet gelijk zijn aan of lager zijn dan die van de
formule:
3
/h (max. vermogen brander)
Sm
Voorbeeld voor gas G 20 (9,45 kWh/Sm
Max.bedrijfsvermogen 8010 kW, wat overeenkomt met 846.7
Sm3/u.
Na 10 ontstekingen met vergrendeling moet het op de meter
afgelezen vermogen gelijk aan of kleiner zijn dan: 846.7 : 360 =
3
2.35 Sm
Afstelling van de lucht
De afstelling van de lucht wordt uitgevoerd door de hoek van de
nok III) te wijzigen (Afb. 28) en met behulp van de
keuzeschakelaar 2)(Afb. 27). Raadpleeg Afb. 31 A) voor het
afstellen van de nok van de servomotor.
6.6.3
Maximumvermogen
Het maximumvermogen moet gekozen worden binnen het
werkingsveld aangegeven op Afb. 2 op pag. 10.
In de voorafgaande beschrijving hebben we de brander
aangelaten, functionerend aan het MIN. vermogen. Druk nu op
de knop 2)(Afb. 27 op pag. 23) "toename vermogen" en blijf deze
indrukken tot de servomotor de luchtklep en de gassmoorklep
heeft geopend.
Afstelling van het gas
Meet het gasdebiet op de gasmeter.
Een algemeen idee wordt verkregen op Tab. J op pag. 21, het
volstaat dus om de gasdruk op de U-vormige manometer van
Afb. 26 op pag. 23 af te lezen, en de aanwijzingen op te volgen.
Als het gasdebiet moet verkleinen, verlaagt u de gasdruk
aan de uitgang. Als de druk al op het minimum staat, sluit
dan het regelventiel VR een beetje.
360
3
):
Als het gasdebiet moet stijgen, verhoogt u de gasdruk aan
de uitgang van de regelaar.
Afstelling van de lucht
De afstelling van de lucht wordt uitgevoerd door de hoek van de
nok I) te wijzigen (Afb. 28 op pag. 24) en met behulp van de
keuzeschakelaar 2)(Afb. 27 op pag. 23). Raadpleeg Afb. 31 A)
voor het afstellen van de nok van de servomotor.
5
20162254
Legenda (Afb. 30)
1
Nok
2
Instelschroeven
3
Servomotor
4
Gegradueerde sector gassmoorklep
5
Gegradueerde sector luchtklep
90
0
B
20074578
25
NL
4
3
1
2
A
Afb. 30
D
C
Afb. 31
20163416