● Gebruik de Daikin GCU compact bij een van
de ruimtelucht afhankelijke werkwijze niet in
vertrekken met agressieve dampen (bijv.
haarspray, perchloorethyleen, tetrachloor-
koolstof), veel stof (bijv. werkplaats) of hoge
luchtvochtigheid (bijv. waskeukens).
● Voorkom bedrijfsomstandigheden, waaronder
de brander sterk vervuild kan raken. Gebruik
het apparaat niet, wanneer zich in de
omgeving van de luchtaanzuiging tijdelijk een
verhoogde stofconcentratie kan voordoen.
● Houd beslist de minimum afstanden t.o.v.
muren en andere voorwerpden aan (zie
hfst. 4.1).
LET OP!
●
Als er een DrainBack zonneverwar-
mingssysteem is aangesloten: Installeer de
GCU compact ver genoeg onder de zonne-
panelen om de totale lediging van het
zonneverwarmingssysteem mogelijk te
maken. (Leef de aanwijzingen in het
handboek voor het DrainBack zonneverwar-
mingssysteem na). Onvoldoende hoogte-
verschil kan de vernieling van het DrainBack
zonneverwarmingssysteem veroorzaken.
● De GCU compact mag niet in vertrekken
met omgevingstemperaturen van boven de
40 °C worden gebruikt.
1.2.4 Elektrische installatie
● De elektrische installatie mag uitsluitend
worden aangelegd door elektrotechnisch
deskundig personeel met inachtneming van
de van toepassing zijnde elektrotechnische
richtlijnen en de voorschriften van het elektri-
citeitsbedrijf.
● Vergelijk voor het aansluiten van de stroom-
toevoer de netspanning op het typeplaatje
van de CV-installatie (230 V, 50 Hz) met de
voedingsspanning.
● Scheid de voeding alvorens werkzaamheden
aan onder spanning staande onderdelen uit te
voeren (schakel de hoofdschakelaar en de
zekering uit en borg deze tegen onbedoeld
herinschakelen).
● Breng - na het voltooien van de werkzaam-
heden - toestelbekleding en onderhouds-
roosters onmiddellijk weer aan.
Daikin GCU compact
Daikin Gas Combi Unit
008.1543899_00 – 06/2017 – NL
1
x
Algemene veiligheidsmaatregelen
1.2.5 Eisen aan het verwarmingswater
Schade door afzettingen en corrosie voorkomen:
ter vermijding van corrosieproducten en afzet-
tingen, de desbetreffende regels van de
techniek in acht nemen.
Bij vul- en aanvulwater dat zeer hard is
(>3 mmol/l - som van calcium- en magnesium-
concentraties, berekend als calciumcarbonaat)
moeten er maatregelen voor onzilting, ont-
harding of stabilisatie van de hardheid worden
genomen.
Mininumvereisten voor de kwaliteit van vul- en
aanvulwater:
– Waterhardheid (calcium en magnesium,
berekend als calciumcarbonaat):
≤ 3 mmol/l
– Geleidbaarheid:
≤ 1500 (ideaal: ≤ 100) μS/cm
– Chloride: ≤ 250 mg/l
– Sulfaat: ≤ 250 mg/l
– pH-waarde (verwarmingswater): 6,5- 8,5
Bij vul- en aanvulwater met een hoge totale
hardheid of andere van de minimum eisen afwij-
kende eigenschappen moeten er maatregelen
voor de ontzilting, ontharding, hardheidsstabili-
satie of andere doelmatige conditioneringsmaat-
regelen genomen worden om voor de vereiste
waterkwaliteit te zorgen.
Het gebruik van vul- en aanvulwater dat niet aan
de vermelde kwaliteitsvereisten voldoet, kan een
duidelijk verkorte levensduur van het apparaat
veroorzaken. Alleen de exploitant is hiervoor ver-
antwoordelijk.
Installatie- en onderhoudshandleiding
9