4.6 Wateraansluiting
De aansluitingen van de Daikin GCU compact bevinden zich
boven of aan de voorkant van het apparaat (
recirculatie). Verwarmingscircuit en boilerlading hebben een ge-
meenschappelijke toevoer en retour. Het verwarmingscircuit voor
de boilerlading is af fabriek gemonteerd en hoeft niet apart aan-
gesloten te worden.
Belangrijke opmerkingen
LET OP!
Als de Daikin GCU compact op een verwarmingssysteem wordt
aangesloten waarin buizen, stalen verwarmingselementen
of niet tegen diffusie beveiligde buizen voor vloerverwarming
voorkomen, is het mogelijk dat slib, spaanders of vijlsel in de
warmwaterbuffer terechtkomen en verstopping, plaatselijke
oververhitting en corrosieschade veroorzaken.
● Toevoerleidingen voor het vullen van het apparaat spoelen.
● Het warmtedistributienet doorspoelen (in een bestaand
verwarmingssysteem).
● Vuilfilter of slijkafscheider inbouwen in de retour van de
verwarmingsinstallatie (zie hfst. 1.2.6).
LET OP!
Als de Daikin GCU compact op een koudwaterleiding wordt
aangesloten waarin stalen buizen zijn geplaatst kunnen er
spaanders in de rvs ribbelbuis warmtewisselaar terechtkomen
en daarin achterblijven. Dat veroorzaakt contact-corrosie-
schade en dus tot lekkages.
● Toevoerleidingen voor het vullen van de warmtewisselaar
spoelen.
● Vuilfilter in de koudwatertoevoer monteren.
– SAS 1
– SAS 2
LET OP!
Alleen Biv
Als op de warmtewisselaar naar de zonne-energie-boiler-
lading (zie afb. 3-3/ afb. 3-6, pos. 19 + 20) een extern verwar-
mingsapparaat (bijv. een houtketel) wordt aangesloten, kan
door een te hoge aanvoertemperatuur aan deze aansluitingen
de Daikin GCU compact beschadigd of vernield worden.
● De aanvoertemperatuur van het externe verwarmingsap-
paraat tot max. 95 °C beperken.
LET OP!
Het binnendringen van lucht in het verwarmingswatersysteem
en een kwaliteit van het verwarmingswater die niet aan de eisen
in hfst. 1.2.5 voldoet, kan corrosie veroorzaken. Hierbij optre-
dende corrosieproducten (deeltjes) kunnen pompen en kleppen
verstoppen en functiestoringen veroorzaken.
● Apparaten mogen niet met diffusie-open flexibele leidingen
worden aangesloten.
Daikin GCU compact
Daikin Gas Combi Unit
008.1543899_00 – 06/2017 – NL
zonne-energie
Tussen warmteopewekker en veiligheidsklep en mag zich geen
hydraulische afsluitarmatuur bevinden.
Eventueel vrijkomende stoom of verwarmingswater moet via
een afvoerleiding met geschikte en continue helling vorstveilig,
gevaarloos en zichtbaar afgevoerd kunnen worden.
Een geschikt veiligheidsventiel is geïntegreerd in de
GCU compact (zie afb. 3-7, pos. 24). De afblaaspijp moet door
de installateur op locatie worden geïnstalleerd.
Op de Daikin GCU compact moet een vodoende gedimensio-
neerd en voor het verwarmingssysteem vooraf ingesteld mem-
braanexpansievat worden aangesloten. Tussen warmteope-
wekker en membraanexpansievat en mag zich geen hydrau-
lische afsluitarmatuur bevinden.
● Voor drinkwaterleidingen moeten de bepalingen in EN 806,
en de bovendien van toepassing zijnde nationale regels voor
drinkwaterinstallaties en de aanwijzingen uit hfst. 1.2.6 in
acht worden genomen.
● Om van een circulatieleiding af te kunnen zien moet de Daikin
GCU compact in de buurt van het aftappunt gemonteerd
worden. Als er wel een circulatieleiding noodzakelijk is, moet
die aan de hand van het schema in hfst. 8.1 gemonteerd
worden.
4.6.1 Positioneren van de aansluitingen van de
toevoer- en retourleidingen van de
verwarmingsinstallatie
De aansluitingen van de toevoer- en retourleidingen kunnen aan
de voorzijde en aan de achterzijde uit het apparaat worden
geleid, om deze optimaal aan te passen aan de bouwkundige si-
tuatie van de opstellingslocatie.
Het apparaat wordt standaard afgeleverd met naar voren ge-
richte aansluitingen. Om de aansluitingen naar achteren te
richten, zijn de volgende ombouwstappen nodig:
● Afdekkap en bovenste warmte-isolatie afnemen (zie
hfst. 4.4.3).
4
x
Montage en installatie
Conform EN 12828 moet er een veiligheidsklep aan of
in de buurt van de warmteopwekker gemonteerd
worden waarmee de maximaal toegestane bedrijfsdruk
in het verwarmingssysteem kan worden beperkt.
Installatie- en onderhoudshandleiding
31