kINDErVEIlIGHEID: installatie van het kinderzitje
Zitplaats achterin
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn-
stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-
sen in beslag. Plaats het hoofd van het kind
aan de tegenover het portier gelegen kant.
Zet de voorstoel van de auto zo ver moge-
lijk naar voren om een kinderzitje achterste-
voren te installeren, en zet deze daarna zo
ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het
kinderzitje komt.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste
kind, mag u de stoel die voor het kind staat
niet verder dan halverwege de stelrails naar
achteren zetten, de rugleuning niet te schuin
(25° maximaal) zetten en moet u de stoel zo
hoog mogelijk zetten.
Controleer of het vooruit geplaatste kinder-
zitje goed tegen de rugleuning van de stoel
van de auto rust en de hoofdsteun van de
auto niet in de weg zit.
Een kinderzitje met een vloers-
teun mag nooit worden geïnstal-
leerd op de middelste zitplaats
achterin. lEVENsGEVaar
OF GEVaar VaN ErNstIG lEtsEl.
(2/6)
kinderhoofdsteun
Als de auto uitgerust is met de kinderhoofd-
steun en verhoogd zitkussen bevinden deze
zich uitsluitend op de achterplaatsen aan de
zijkant.
Raadpleeg voor de montage en het gebruik
de handleiding van de uitrusting.
Controleer bij monteren van
een kinderzitje (verhoging
Groep 2 of 3) of de autogordel
goed werkt (oprolt): raadpleeg
de paragraaf "Autogordels achterin" in
hoofdstuk 1. Pas indien nodig de stand
van de autostoel aan.
Controleer of het kinderzitje
of de voeten van het kind het
goed vergrendelen van de
stoel ervoor niet belemmeren.
Raadpleeg de paragrafen "Voorstoel" in
hoofdstuk 1 of " Gebruiksmogelijkheden
van de achterbank" in hoofdstuk 3.
1.53