inbouwhandleiding (voor de installatie van de inzethaard lezen en vervolgens
in acht nemen bij de inbouw):
Vóór de montage de plaatselijke schoorsteenveger informeren.
De aanwezige open haard waar de inzethaard moet worden
ingebouwd, dient aan de richtlijnen voor de bouw van open haarden,
resp. aan de eisen van NEN EN 13229 te voldoen.
Diegene die de inzethaard inbouwt dient zich ervan te overtuigen in
hoeverre de open haard aan deze eisen voldoet. Hij moet indien
nodig noodzakelijke correcties aanbrengen.
Het
moet
gegarandeerd
rookgasverzamelaar en de schoorstenen bedrijfs- en brandveilig zijn.
Open haarden die worden uitgerust met een inzethaard dienen een
eigen schoorsteen te hebben.
Open haarden mogen alleen in vertrekken en op plekken worden
geplaatst, waar ten aanzien van de bouwtechnische situatie geen
gevaar bestaat.
Er dient voldoende verbrandingslucht in het vertrek van plaatsing te
stromen.
Het grondoppervlak van de ruimte waar de haard geplaatst wordt,
dient dusdanig uitgevoerd en groot te zijn, dat de open haard volgens
voorschrift kan worden gebruikt.
HET INBOUWEN VAN DE INZETHAARD MOET DOOR
VAKMENSEN RESP. EEN VAKBEDRIJF WORDEN
UITGEVOERD.
2.8. Voorbereiding van de reeds aanwezige open
Voor het inbouwen van de inzethaard moet een vergunning worden
aangevraagd bij de plaatselijke schoorsteenveger.
De schoorsteen moet worden geveegd en de toestand en de
dichtheid ervan moeten worden gecontroleerd.
Er moet worden gecontroleerd of de open haard geschikt is voor de
installatie van een inzethaard.
Houd er rekening mee, dat de schoorsteen na de inbouw van de
inzethaard een grotere belasting te verduren krijgt.
De verbrandingsruimte van de reeds aanwezige open haard wordt
door het inbouwen van noodzakelijke isolatielagen verkleind.
zijn,
dat
de
verbindingsstukken,
haard
- 17 -
BELANGRIJK: houd hiermee rekening als u de maat opneemt voor uw
inzethaard.
Vlinderkleppen dienen in de rookgasafvoer geheel geopend en
vastgezet te worden, zodat ze niet dicht kunnen vallen. Eventueel
moeten ze helemaal worden verwijderd.
De toevoerleidingen voor de verbrandingslucht die naar de
verbrandingsruimte voeren, mogen niet gesloten worden. Er moet
voor voldoende verbrandingslucht worden gezorgd (min. 360 m³ per
uur en m² verbrandingskameropening).
De inzethaard kan met een flexibel rookgaskanaal, dat door de
bestaande schoorsteenpijp wordt geleid, worden aangesloten. Dit
flexibele kanaal moet voldoen aan de eisen van DIN 1856-T2
(fabrikanten bijv.: Westaflex, type: MS-systeem of Haflex, type:
870s).
2.9. Brandpreventie
2.9.1
Vóór de openingen van verbrandingskamers van haarden met een gesloten
verbrandingskamer dienen vloeren bestaande uit brandbare bouwstoffen met
een vloerbedekking van niet brandbare bouwstoffen te worden beschermd.
Deze bedekking moet naar voren minstens 500 mm en naar de zijde
minstens 300 mm buiten de opening van de verbrandingskamer uitsteken.
(zie afb. 2). De niet brandbare vloerbedekking kan uit keramiek (bijv.
plavuizen, tegels), uit
natuursteen of andere
minerale bouwstoffen
(bijv. marmer, graniet), uit
metaal met min. 1 mm
dikte of uit passend
belastbaar glas bestaan.
De bedekking moet tegen
verschuiven worden
beveiligd.
Afb. 2
Vloeren
- 18 -